Het losraken van de ziel van het lichaam is een gebeurtenis die door het lichaam meestal als zeer pijnlijk wordt ervaren, omdat voor een scheiding zonder smart en pijn een bepaalde graad van rijpheid is vereist, die echter zelden door de mensen bereikt wordt. Steeds zal het stervensuur de mens laten beseffen, dat hij ophoudt naar zo'n rijpheid te streven. Dat hij uit eigen kracht niets meer vermag, als hij het menselijk omhulsel verlaten heeft. En naar gelang de toestand van zijn ziel zal hem nu het stervensuur meer of minder zwaar vallen. Zolang de mens nog op aarde vertoeft is hem ook de mogelijkheid gegeven zich te ontdoen van nog aanklevende onrijpe substanties, en de ziel zal haar Schepper in het hiernamaals dankbaar zijn als Hij de ziel daar nog de gelegenheid toe geeft vóór haar sterven, opdat zij in het hiernamaals niet zo hoeft te lijden. Want daar God rechtvaardig is moet de ziel in het hiernamaals haar lot op zich nemen, en heeft ze veel zwaarder lijden nodig om de graad van zielenrijpheid te bereiken.
Zonder deze rijpheid is echter het binnengaan in de lichtsferen niet mogelijk. Zodoende moeten lijden en pijn de ziel deze rijpheid opleveren en zodoende is een moeizaam stervensproces altijd als een opwaarts gaan te beschouwen. De mensen zien alleen maar de pijnlijke staat van het lijden en dat draagt er toe bij dat zij alleen al daarom de dood vrezen, omdat hun het doodsuur ondraaglijk lijkt. En toch is dit alleen maar het gevolg van de overgrote liefde voor de mens, om hem een des te helderder licht te doen toekomen in het hiernamaals. Want deze liefde is de grondslag voor alles.
Lijden en smarten zendt God altijd alleen maar over de aarde met het doel dat het lichamelijk verlangen van de mens gedood wordt, dat hij alleen maar meer aan zijn ziel denkt en deze probeert te vormen tot volmaaktheid. Ieder leed dat hierin resulteert is door God gezegend. De tijd op aarde gaat snel voorbij en met een goede wil kan het worden doorlopen met het afstand doen van al het aardse. Dan vormt de ziel zich naar Gods wil en heeft aan het einde van haar levenswandel geen buitengewoon lijden meer nodig om het lichtrijk binnen te kunnen gaan.
Steeds echter draagt het leed bij tot een verhoogde rijpheid en is daarom een genade voor de mens, die anders zijn fouten en zwakheden in het hiernamaals zou moeten afleggen, wat eveneens uiterst smartelijk zou zijn. Het leed blijft hem dus geenszins bespaard, al gaat het uur van de dood schijnbaar stil en zonder smart voorbij. God kent de toestand van de ziel van de mens en Hij weet ook van zijn bereidwilligheid al het onreine te bestrijden. En zo komt Hij de mens tegemoet doordat Hij hem gelegenheid geeft zijn voornemen uit te voeren, doordat Hij het stervensuur nog tot een laatste mogelijkheid voor hem laat worden om zich te ontdoen van alle onrijpe aanklevingen en gereinigd de eeuwigheid te kunnen ingaan.
Amen
VertalerIl distacco dell’anima dal corpo è un processo che viene sovente percepito in modo doloroso da quest’ultimo, perché è necessario un certo grado di maturità per la separazione non dolorosa, ma questo viene raggiunto raramente dagli uomini. Ad un uomo immaturo l’ora della morte apporterà sempre la consapevolezza che dopo la separazione smette di tendere, che con la propria forza non riesce più a fare nulla dopo aver lasciato l’involucro umano. E secondo lo stato della sua anima sentirà l’ora della morte più o meno difficile. Finché l’uomo rimane ancora sulla Terra, gli è anche data la possibilità di togliersi le scorie, e l’anima ringrazia il suo Creatore nell’aldilà, quando Egli ne dà all’anima ancora la possibilità prima del suo decesso, affinché non abbia da soffrire troppo nell’aldilà. Ma dato che Dio è giusto, l’anima nell’aldilà deve caricarsi il suo destino, ed ha bisogno di tormenti molto maggiori per raggiungere il grado di maturità. Senza questo però non è possibile entrare nelle sfere di Luce, quindi sofferenze e tormenti devono procurare all’anima questo grado più elevato di maturità, e di conseguenza una lunga lotta prima della morte è da considerare come salita verso l’Alto. Gli uomini comunque vedono soltanto lo stato di sofferenza e questo contribuisce che temono la morte solo perché l’ora della morte pare loro insopportabile, e ciononostante è soltanto l’Amore che procura questo all’uomo, per rivolgerlo ad una Luce più chiara nell’aldilà. E quest’Amore è la base di tutto. Dio manda delle sofferenze e dolori sulla Terra sempre soltanto allo scopo che il desiderio corporeo dell’uomo venga ucciso, che egli pensi più all’anima e che cerchi di darle la forma della perfezione. Ogni sofferenza che ha questo successo, è benedetta da Dio. Il tempo terreno passa veloce e può essere percorso con la buona volontà sotto la rinuncia di tutto il terreno, allora l’anima si forma secondo la Volontà di Dio ed alla fine del cammino della sua vita non ha più bisogno di nessuna sofferenza particolare per poter entrare nel Regno di Luce. Ma la sofferenza contribuisce sempre alla crescita di maturità e perciò è una Grazia per l’uomo, che altrimenti dovrebbe deporre i suoi errori e debolezze nell’aldilà, che sarebbe ugualmente estremamente doloroso, benché l’ora della morte sembri passare silenziosa e senza dolore. Dio conosce lo stato dell’anima dell’uomo, ed Egli conosce anche la sua volontà di combattere tutta l’impurità, e così Egli viene incontro all’uomo, dandogli l’occasione di eseguire il suo intento, permettendo che l’ora della morte diventi per lui ancora l’ultima occasione per liberarsi delle scorie e poter entrare purificato nell’Eternità.
Amen
Vertaler