• Terug

Het werkzaam zijn van de geest – Genadegeschenk

Allen mogen de gaven van de geest in ontvangst nemen en toch maken maar zo weinig mensen van Gods aanbieding van dit heerlijk genadegeschenk gebruik. Ze weten niet welk waardevol geschenk ze mislopen en hoeveel rijker ze zouden kunnen zijn. Want wat de geest uit God hun aanbiedt, is door niets te vervangen. Hij geeft de mensen een helder inzicht. Hij leidt hen een kennis binnen van de goddelijke waarheid. Hij helpt hen, zodat ze de binding met de wereld verbreken en in plaats daarvan de verbinding aanknopen met de lichtvolle geestelijke wezens om nu een voortdurende gedachtenuitwisseling met hen te kunnen hebben. Hij leidt en stuurt hen steeds God tegemoet en ordent de activiteit van hun gedachten, opdat ze juist denken en zodoende goed en waarheidsgetrouw moeten denken, zodra ze geestelijke vragen stellen of proberen het goddelijke besturen en werkzaam zijn te onderzoeken.

Maar steeds staan de mensen in verbinding met God als ze naar het werkzaam zijn van Zijn geest verlangen. Als God Zijn geest over hen uitgiet, stroomt er dus steeds kracht naar hen toe. Ze ontvangen dan rechtstreeks de krachtuitstraling van God. Ze schakelen elk verzet uit en openen zich. Dat wil zeggen dat ze de kracht in zich binnen laten stromen. En het effect hiervan is kennis. Want elke krachttoevoer uit God betekent een toename aan kennis van zaken, die buiten het aardse leven liggen. En deze geestelijke kennis is de rijkdom van de ziel. Het is de schat, die de ziel eens zal gebruiken, als ze haar opdracht in het hiernamaals wil vervullen.

Geestelijke rijkdom is het enige nastrevenswaardige op aarde en de ziel kan onbeperkt geestelijke rijkdom in ontvangst nemen. God Zelf heeft de mensen Zijn geest beloofd en zodoende zal geen mens deze vergeefs begeren. Maar de geest uit God kan nooit daar werkzaam zijn, waar het verlangen naar dit heerlijke geschenk niet aanwezig is. Wat God de mens aanbiedt, moet vurig gevraagd en dankbaar in ontvangst genomen worden. Het wordt geen mens onthouden, maar ook geen mens zonder een vurig verlangen toegestuurd.

Er kan geen mens met de goddelijke genade bedacht worden, die geen aandacht aan dit geschenk zou schenken, want het werkzaam zijn van de geest vereist een aandachtig naar het innerlijk luisteren. De mens moet aandacht schenken aan de fijnste opwellingen in zich en zich zodoende zelf instellen om een bewust in ontvangst nemen van een geschenk, dat van goddelijke oorsprong is. De geest uit God moet toegang verleend worden tot de geestvonk in het hart of de goddelijke vonk in zich moet de vrijheid gegeven worden om zich met de geest uit God te verbinden. Het contact met de wezens, die licht- en krachtontvangers zijn, moet tot stand worden gebracht, opdat licht en kracht nu over kunnen vloeien.

Het goddelijke genadegeschenk vereist een diep geloof in het werkzaam zijn van de geest in de mens. Deze vereist een werkzaam zijn in liefde en een innige overgave aan de grootste geest van de hemel en de aarde, opdat Zijn kracht over kan vloeien, omdat ze nu geen weerstand meer ondervindt, want het werkzaam zijn van de goddelijke geest is het teken, dat het uit God voortgekomen schepsel na een lange scheiding van Hem, zich weer definitief met Hem verenigd heeft.

Amen

Wirken des Geistes.... Gnadengabe....

Die Gaben des Geistes dürfen alle in Empfang nehmen, und doch machen so wenige Menschen nur Gebrauch von Gottes Anerbieten dieser köstlichen Gnadengabe. Sie wissen nicht, welch wertvolles Geschenk sie sich entgehen lassen und um wievieles reicher sie sein könnten. Denn was ihnen der Geist aus Gott bietet, ist durch nichts zu ersetzen.... Er gibt den Menschen klare Erkenntnis, er führt sie ein in das Wissen um die göttliche Wahrheit, er hilft ihnen, daß sie die Bindung mit der Welt lösen und dafür die Verbindung anknüpfen mit den lichtvollen Geistwesen, um nun einen ständigen Gedankenaustausch mit diesen führen zu können. Er lenkt und leitet sie stets Gott entgegen und ordnet ihre Gedankentätigkeit, auf daß sie sich im rechten Denken bewegen und also recht und wahr denken müssen, sowie sie geistige Fragen stellen oder göttliches Walten und Wirken zu ergründen suchen. Immer stehen die Menschen im Verband mit Gott, so sie das Wirken Seines Geistes begehren. Immer also strömt ihnen Kraft zu, so Gott Seinen Geist über die Menschen ausgießt. Sie empfangen dann unmittelbar die Kraftausstrahlung von Gott, sie schalten jeden Widerstand aus und öffnen sich, d.h., ihre Herzen lassen die Kraft in sich einströmen.... Die Wirkung dessen aber ist Wissen.... Denn jegliche Kraftzufuhr aus Gott bedeutet vermehrtes Wissen um Dinge, die außerhalb des Erdenlebens liegen.... Und dieses geistige Wissen ist Reichtum der Seele, es ist der Schatz, den die Seele dereinst verwertet, so sie ihre Aufgabe im Jenseits erfüllen will. Geistiger Reichtum ist das einzige Erstrebenswerte auf der Erde, und geistigen Reichtum kann die Seele ungemessen in Empfang nehmen.... Gott Selbst hat den Menschen Seinen Geist verheißen, und also wird keiner vergeblich ihn begehren. Jedoch nimmermehr kann der Geist Gottes dort wirksam werden, wo das Verlangen nach dieser köstlichen Gabe nicht vorhanden ist. Was Gott den Menschen bietet, soll sehnend erbeten und dankend empfangen werden.... Es wird keinem Menschen vorenthalten, doch auch keinem Menschen ohne inniges Verlangen zugewendet. Es kann kein Mensch mit der göttlichen Gnadengabe bedacht werden, der dieser Gabe nicht achten würde, denn das Wirken des Geistes erfordert ein aufmerksames Horchen nach innen, es muß der Mensch die feinsten Regungen in sich beachten und also sich selbst einstellen zur bewußten Entgegennahme einer Gabe, die göttlichen Ursprungs ist.... Es muß dem Geist aus Gott Zugang gewährt werden zum Geistesfunken im Herzen, oder es muß dem göttlichen Funken in sich die Freiheit gegeben werden, sich mit dem Geist aus Gott zu verbinden.... Es muß der Kontakt hergestellt werden mit den Wesen, die Licht und Kraftempfänger sind, auf daß Licht und Kraft nun überströmen kann.... Die göttliche Gnadengabe erfordert tiefen Glauben an das Wirken des Geistes im Menschen, sie erfordert Liebetätigkeit und innige Hingabe an den größten Geist des Himmels und der Erde, auf daß Seine Kraft überströmen kann, weil sie nun keinen Widerstand mehr findet, denn es ist das Wirken des göttlichen Geistes das Zeichen, daß sich das aus Gott hervorgegangene Geschöpf nach langer Trennung von Ihm wieder endgültig mit Ihm vereinigt hat....

Amen