Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

Gods wil of toestemming – Vrije wil

De wil van God is bepalend voor elke gebeurtenis in de wereld, ook wanneer de menselijke wil hiervan de reden was. Enkel wat God wil of wat Hij toelaat, kan gebeuren of uitgevoerd worden en toch is de mens verantwoordelijk voor zijn wil. God kent sinds eeuwigheid zowel de wil van de mens alsook het effect hiervan en toch verhindert Hij het de mensen niet om hun wil in daden om te zetten. Maar ook overeenkomstig deze daden grijpt Zijn wil zo in, dat daardoor het zielenheil bevorderd kan worden.

Het aardse gebeuren heeft meestal ook een aards effect en dat God deze aardse effecten toelaat, valt voor de mens vaak niet te begrijpen. Maar Gods zorg betreft de zielen van de mensen. Waar deze in gevaar verkeren, grijpt Hij in, maar enkel op zo’n manier, dat de wil van de mens desondanks onaangetast blijft. Hij verhindert het hen niet hun daden uit te voeren, ofschoon deze slecht zijn. Dat wil zeggen alleen maar in liefdeloosheid geboren werden.

En dit laat de mensen aan het bestaan van een God van liefde, wijsheid en almacht twijfelen. Maar een gewelddadige ingreep zal hen net zo aan dit bestaan laten twijfelen, want zolang ze niet inzien, dat de vrijheid van de wil van de mens niet beknot mag worden, als ze dat moeten worden, wat hun bestemming is, dan zullen ze ook niet begrijpen dat de ingreep van God enkel wegens de geestelijke ontwikkeling nodig is, want weer zullen ze alleen maar het aardse gebeuren beschouwen en diens effect op het aardse leven.

Maar steeds is het de goddelijke wil dat bij alles wat er gebeurt op één of andere manier de ziel er zijn voordeel mee kan doen. Dat dus, ofschoon het lichaam in gevaar verkeert, de ziel veilig blijft of er een groot geestelijk voordeel uit kan halen, al naar gelang haar wil. De liefde van God voor Zijn schepselen is zo groot, dat Hij werkelijk niets zou laten gebeuren, wat hinderlijk voor de mens zou zijn bij de weg naar boven, hetgeen de zin en het doel van het aardse leven is.

Maar anderzijds geeft Hij ook de vijandige macht elke mogelijkheid om tot ontplooiing te komen, opdat de vrije wil zelf beslist. Als deze vrije wil naar het kwaad toegekeerd is, zal Hij de mens toch niet onvrij maken, omdat dat tegen de goddelijke orde zou zijn. Maar overeenkomstig de naar het kwaad toegekeerde wil, laat Hij nu dat, wat deze wil teweegbrengt, zijn effect hebben. En die effecten moeten aards wel uiterst smartelijk zijn, als deze een geestelijke vooruitgang tot gevolg moeten hebben, omdat de mensheid anders het kwaad niet leert verafschuwen en steeds meer aan deze macht ten prooi zou vallen.

De geestelijke toestand van de mensen is doorslaggevend als het gaat over of en wanneer God Zelf ingrijpt en het werkzaam zijn van de slechte krachten een halt toeroept. Als de wil van de mens zich naar God toekeert, dan is de macht van het kwaad gebroken en vindt hij geen plaats, waar hij succesvol werkzaam kan zijn. God hindert hem niet, maar de mensen zelf kunnen hem hinderen en bijgevolg zijn ze zelf door hun toestemming of afwijzing ondersteunend of hinderend voor dat wat er gebeurt.

Slechte daden kunnen nooit Gods wil zijn en ze kunnen alleen maar uitgevoerd worden als Zijn wil zich er niet tegen verzet. En zodoende laat Hij dat toe, wat de wil van de mensen zelf teweegbrengt, opdat ze door het effect zelf hun wil veranderen en zo dichter bij hun eigenlijke doel komen. Dat wil zeggen zich naar God toekeren. Maar dat sluit niet uit dat God Zelf ingrijpt, als Hij dit nodig acht. Want ook aan het werkzaam zijn van de slechte krachten zijn grenzen gesteld, die deze niet mogen overschrijden.

Maar als de menselijke wil nog naar hem toegekeerd is, dan zal ook de goddelijke ingreep een uiterst smartelijke uitwerking hebben voor de mensen, want weer is het de ziel, die in gevaar verkeert en die door deze ingreep bevrijd moet worden. Als nu alleen maar het wereldgebeuren beschouwd wordt en diens effect op het aardse leven, dan zal moeilijk aan de kant van de mens erkend worden, dat de wil van God bepalend is en bijgevolg zal God afgewezen worden door degenen, die in het aardse leven geen diepere zin en doel erkennen, omdat ze een wijze en liefdevolle leiding, die door leed en ellende een nadering tot Zich bereiken wil met inachtneming van de wilsvrijheid van de mens, niet kunnen herkennen.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Peter Schelling

Gottes Wille oder Zulassung.... Freier Wille....

Der Wille Gottes ist entscheidend für jegliches Geschehen in der Welt, auch wenn es den menschlichen Willen zum Anlaß hat. Nur was Gott will oder was Er zuläßt, kann geschehen oder ausgeführt werden, und dennoch ist der Mensch für seinen Willen verantwortlich. Gott weiß sowohl um den Willen des Menschen seit Ewigkeit und auch um die Auswirkung dessen, und doch hindert Er die Menschen nicht, ihren Willen in die Tat umzusetzen, doch diesen Taten entsprechend greift auch Sein Wille ein, so daß das Seelenheil dadurch gefördert werden kann. Das irdische Geschehen wirkt sich zumeist auch irdisch aus, und daß Gott diese irdischen Auswirkungen zuläßt, ist den Menschen oft nicht begreiflich. Gottes Sorge gilt aber den Seelen der Menschen.... wo diese in Gefahr sind, greift Er ein, jedoch auch nur in der Weise, daß der Wille der Menschen trotzdem unangetastet bleibt. Er hindert sie nicht, ihre Taten auszuführen, wenngleich sie böse sind, d.h. nur aus der Lieblosigkeit geboren werden. Und das läßt die Menschen an der Existenz eines Gottes der Liebe, Weisheit und Allmacht zweifeln. Ein gewaltsamer Eingriff aber wird sie genau so an dieser Existenz zweifeln lassen, denn solange sie es nicht erkennen, daß die Freiheit des Willens den Menschen nicht beschnitten werden darf, sollen sie zu dem werden, was ihre Bestimmung ist, werden sie es auch nicht verstehen, daß der Eingriff Gottes nur der geistigen Entwicklung wegen nötig ist; denn wieder werden sie nur das irdische Geschehen betrachten und dessen Auswirkung auf das irdische Leben. (8.5.1942) Immer aber ist es göttlicher Wille, daß alles, was geschieht, irgendwie der Seele zum Nutzen gereichen kann.... daß also, wenngleich der Körper in Gefahr ist, die Seele ungefährdet bleiben oder große geistige Vorteile daraus ziehen kann, je nach ihrem Willen. Die Liebe Gottes zu Seinen Geschöpfen ist so groß, daß Er wahrlich nichts geschehen ließe, was den Menschen hinderlich wäre zum Aufstieg nach oben, der Sinn und Zweck des Erdenlebens ist. Doch andererseits läßt Er auch der Gegenkraft jede Entfaltungsmöglichkeit, damit sich der freie Wille selbst entscheide. Ist dieser freie Wille dem Bösen zugewandt, so wird Er dennoch den Menschen nicht unfrei machen, weil dies wider die göttliche Ordnung wäre. Jedoch diesem dem Bösen zugewandten Willen entsprechend läßt Er nun das, was dieser Wille veranlaßt hat, sich auswirken. Und es müssen die Auswirkungen irdisch zwar äußerst leidvoll sein, wenn sie einen geistigen Fortschritt nach sich ziehen sollen, ansonsten die Menschheit das Böse nicht verabscheuen lernt und immer mehr dieser Macht verfallen würde. Der geistige Zustand der Menschen ist entscheidend, ob und wann Gott Selbst eingreift und dem Wirken der schlechten Kräfte ein Ende setzt. Wendet sich der Wille der Menschen Gott zu, dann ist die Macht des Bösen gebrochen, und er findet keine Stätte, wo er erfolgreich wirken kann.... Gott hindert ihn nicht, die Menschen selbst aber können ihn hindern, und folglich sind sie selbst durch ihre Zustimmung oder Ablehnung fördernd oder hindernd für das, was geschieht. Gottes Wille können schlechte Taten niemals sein, ausgeführt werden aber können sie nur, so Sein Wille sich nicht dagegenstellt.... Und also lässet Er das zu, was der Wille der Menschen selbst veranlaßt, auf daß sie durch die Auswirkung ihren Willen selbst ändern und so ihrem eigentlichen Ziel näherkommen, d.h. sich Gott zuwenden. Doch es schließt dies nicht aus, daß Gott Selbst eingreift, so Er es für geboten erachtet.... Denn auch dem Wirken der schlechten Macht sind Grenzen gesetzt, die er nicht überschreiten darf.... Ist aber der menschliche Wille ihm noch zugewandt, dann wird auch der göttliche Eingriff für die Menschen sich irdisch äußerst leidvoll auswirken, denn wieder ist es die Seele, die in Gefahr ist und die durch diesen Eingriff befreit werden soll. Wird also nur das Weltgeschehen beachtet und dessen Auswirkung auf das irdische Leben, so wird schwerlich von seiten der Menschen anerkannt werden, daß der Wille Gottes bestimmend ist, und folglich wird Gott abgelehnt werden von denen, die dem Erdenleben keinen tieferen Sinn und Zweck zugestehen, weil sie eine weise und liebevolle Führung nicht erkennen können, die durch Leid und Trübsal eine Annäherung an Sich erreichen will unter Achtung der Willensfreiheit der Menschen....

Amen

Vertaler
This is an original publication by Bertha Dudde