De gang door het aardse leven is een bewust en onbewust dienen, maar steeds een activiteit, als deze gang draaglijk moet zijn. Als voor het wezenlijke het dienen niet mogelijk is, dan is dit de toestand van de dood, weliswaar door de eigen wil tevoorschijn geroepen, maar onuitsprekelijk kwellend. Maar in het stadium als mens staat het het wezenlijke vrij om dienend bezig of passief te zijn. En het heeft niet zo’n kwellend effect als in het voorstadium, maar het is des te belangrijker, omdat de traagheid de ziel enorm belast. De ziel ervaart de passiviteit als een hindernis op de weg omhoog. Ze voelt het, maar is meer naar het lichaam toegekeerd en vervult diens verlangens.
En zoals ze op aarde haar taak verwaarloost, zo zal ze ook in het hiernamaals niet de eisen vervullen, die aan haar gesteld worden om haar kwellende toestand te veranderen, die het gevolg is van haar aardse leven en wat hiervan het effect is. Ze wil haar passieve toestand in het hiernamaals niet als oorzaak van haar lijden erkennen en is daardoor ook niet genegen, deze te ontvluchten en toch voelt ze de kwellingen van haar onvrijheid. Bovendien zal ze, net als op aarde, heftig naar afleiding en vervulling van aardse wensen verlangen, maar nooit bereid zijn om in dienende liefde degenen te helpen, die net als zij lijden.
Deze toestand is buitengewoon hopeloos, als de ziel geen innerlijke drijfveer heeft om actief te zijn, wat een gevolg van haar passieve levenswijze is. Op aarde stroomt de mens onophoudelijk kracht toe en deze kracht moet gebruikt worden. Ze moet gebruikt worden om dienend werkzaam te zijn, want alleen maar hierdoor verlost de ziel zichzelf en helpt zij ook het nog onrijpe geestelijke in de materie bij de opwaartse ontwikkeling.
Maar zodra de mens zich aan ledigheid overgeeft, misbruikt hij de hem toegestuurde kracht, zonder daarbij nuttig te zijn voor zijn ziel. Dit zou alleen maar een stilstand zijn, als de ledigheid niet tegelijkertijd het gevaar in zich zou hebben, dat de mens aan de zonde vervalt, wat een achteruitgang voor hem zou betekenen. Want nu komt de tegenstander van God in actie, doordat hij de trage mens alle geneugten van het aardse leven voorhoudt en hem aanspoort om deze na te jagen. Genotzucht, zwelgerij en vleselijke begeerten verleiden hem tot vele zonden, verzwakken het lichaam en de ziel en maken deze ongeschikt om weerstand te bieden.
Het verlangen naar aardse goederen wordt groter en de ziel wordt nu heel ver weggehouden van haar eigenlijke aardse taak, als ze niet aan het aandringen van de geest toegeeft, die de ziel vermaant om deze levenswijze op te geven. Als de ziel nog deze wilskracht opbrengt, dan is ze gered. Maar er is grote wilskracht nodig en een vurig gebed tot God om hulp en een sterken van de wil.
Maar meestal gaat het verlangen naar de wereld hand in hand met ledigheid en wordt er geen aandacht geschonken aan de geestelijk opdracht van de mens. En de ziel moet in het hiernamaals bitter boeten voor zo’n verkeerde levenswandel, want de kwellingen van de passieve toestand blijven haar niet bespaard. Ze moet deze geduldig verdragen, tot ze er vanuit zichzelf naar verlangt actief te zijn, wat ondenkbaar lange tijd kan duren.
Amen
VertalerPot preko zemeljskega življenja je zavestno in nezavestno služenje, toda vedno dejavnost, da bi bila ta pot znosnejša. Če bitja ne morejo služiti, potem to pomeni stanje smrti, resda povzročeno z lastno voljo, vendar pa neizmerno boleče. Bitju je v stadiju človeka dana svobodna izbira, ali bo dejavno v služenju ali pa bo nedejavno. To nima samo bolečih posledic kot v predhodnih stadijih; stvar je še bolj resna, ker lenost neizmerno obremenjuje dušo. Duša neaktivnost občuti kot oviro za vzpon. Ona to čuti, vendar pa je bolj usmerjena na telo in zadovoljuje njegova hlepenja (poželenja). In kakor ona zanemarja svojo nalogo na Zemlji, tako ona tudi v onostranstvu ne bo izpolnjevala zahtev, ki ji bodo postavljene, da bi spremenila svoje nezdravo stanje, ki je posledica njenega zemeljskega življenja in njegovega učinka. Ona v onostranstvu ne bo prepoznala, da je njeno neaktivno stanje vzrok njenega trpljenja, zaradi česar se tega tudi ne bo želela rešiti, čeprav pa čuti bolečino zaradi svoje nesvobode (omejenosti). Poleg tega pa bo ona, tako kot na Zemlji hrepenela po užitkih in izpolnitvi zemeljskih želja in ne bo nikoli pripravljena pomagati tistim, ki trpijo kakor ona. To stanje je zelo brezupno, ko duša nima nikakršne notranje spodbude za dejavnost, kar pa je posledica njenega nedejavnega načina življenja. Ljudem na Zemlji nenehno priteka moč, ki mora biti izkoriščena, mora biti uporabljena za dejavnost služenja, ker se edino tako duša sama osvobaja in obenem tudi nezrelemu duhovnemu v materiji pomaga do višjega razvoja. Toda ko se človek preda lenosti, on zlorablja njemu pritekajčo moč, brez da pri tem pridobi koristi za svojo dušo. To bi bil samo eden zastoj, ko lenost ne bi bila istočasno nevarnost, da se človek preda pregreham, kar pa zanj pomeni regresiven razvoj (nazadovanje). Sedaj namreč nastopa Božji nasprotnik (Satan), ki pred lenega človeka postavlja vsa ugodja zemeljskega življenja in ga spodbuja (hujska), da v njih uživa. Hlepenje po užitku, požrešnost (neumirjenost) in telesna poželenja ga napeljujejo na veliko grehov, slabijo telo in dušo ter ji onemogočajo, da bi bila prikladna za odpor (da bi se lahko uprla). Povečalo se bo hlepenje po zemeljskih dobrinah; in duša je sedaj zelo daleč od svoje resnične naloge, če ona še ni začela popuščati spodbudi Duha, Ki dušo ozavešča, da sa se odreče takšnemu načinu življenja. Če si duša še uspe pridobiti to moč volje, potem je ona (od)rešena, kar pa zahteva veliko moč volje ter pristno (iskreno) molitev k Bogu za pomoč in okrepitev volje. Vendar pa lenost in hlepenje po svetu gresta z roko v roki in človek ne usmerja pozornosti na duhovno nalogo. In duša se mora v onostranstvu bridko kesati za tako napačen način življenja, ker se ona ne more izogniti bolečinam stanja neaktivnosti. Ona jih mora prenašati, vse dokler ne začne sama od sebe hrepeneti po dejavnosti (vse dokler sama ne želi biti dejavna), kar pa lahko traja nezamisljivo dolgo časa.
AMEN
Vertaler