Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

Het jongste gericht – Einde van het tijdperk van de verlossing

De gehele mensheid zal op de jongste dag gericht worden en een ieder, goed of slecht, zal zijn loon ontvangen. En zodoende zal er een scheiding komen tussen de goeden en de slechten, tussen de rechtvaardigen en de onrechtvaardigen, tussen de gelovigen en de ongelovigen. En God Zelf zal de rechter zijn en een ieder belonen of straffen naar zijn verdienste.

Dit gericht is onafwendbaar en besluit een betekenisvolle periode, een tijd van genade, die de niet-verlosten op aarde verleend werd door Gods enorme liefde. Dit was een tijd van een onophoudelijk worstelen van het lichtvolle geestelijke met de duisternis. Het was een tijd van strijd van al het wezenlijke, dat naar de hoogte streefde en in deze tijd had het wezenlijke de mogelijkheid om zich tot lichtwezens te ontwikkelen, als ze het maar wilden.

Maar er werd door God ook een grens aan het wezenlijke gesteld, doordat de tijdsperiode, die het wezenlijke voor de verlossing ter beschikking stond, sinds eeuwigheid voorbestemd was. En deze tijd was waarlijk zo vastgesteld, dat het volop voldoende was voor de totale verlossing, maar ze werd niet in die mate gebruikt, zoals ze gebruikt had kunnen worden en er werd aan talloze mogelijkheden geen aandacht geschonken, omdat het wezenlijke zijn vrije wil niet gebruikte of deze misbruikte en zich opnieuw bond aan die macht, waarvan het zich had moeten bevrijden.

Het wezen moet zich nu op de dag van het gericht verantwoorden voor diens vrije wil en het gebruik hiervan en het zal al naar gelang zijn wil, zich naar de hemel of de hel wenden. Naar het licht of de duisternis. Zijn lot zal niet anders zijn, dan wat het door zijn wil voor zichzelf geschapen heeft. Het zal geest in alle vrijheid zijn, als het hier op aarde naar gestreefd heeft of weer gebonden worden in de vaste materie, waar het op aarde met al zijn zinnen naar verlangd heeft. Het eerste zal een toestand van gelukzaligheid zijn. Het laatste een toestand van kwellingen en een onvoorstelbaar lijden. Hernieuwde gevangenschap gedurende eindeloze tijden in het meest kwellende berouw en hulpeloosheid.

Maar God is rechtvaardig, want in Zijn liefde spande Hij zich gedurende eeuwigheden in om dit wezenlijke naar de vrijheid te leiden. Er stond dit wezenlijke allerlei hulpmiddelen ten dienste. Hij verwierf voor hen de genade van het verlossingswerk door Zijn menswording en Zijn dood aan het kruis. Hij was eindeloos lankmoedig en geduldig, maar Hij moest één ding bij hen laten: de vrije wil. En overeenkomstig hiermee moet Hij nu ook de mensen richten, als de dag gekomen is, die deze tijd van genade beëindigt. Want deze vrije wil is ontaard. Het wordt alleen nog maar gebruikt voor een werkzaam zijn voor de tegenstander van God en zodoende moet hij weer voor eindeloze tijden gebonden worden.

Het jongste gericht is het begin en het einde. Een nieuwe tijdperiode begint en de oude is voorbij. Het aardse leven heeft zijn einde genomen voor al het wezenlijke, dat op aarde belichaamd was. Deels in de scheppingswerken, deels in het vlees. Maar er ontstaat een nieuwe schepping, die weer het geestelijke in zich bevat, dat zijn aardse gang nog niet tot het einde gegaan was, maar dicht bij de laatste belichamingen stond. Want dit geestelijke heeft zijn vrije wil nog niet gekregen. Het kan dus ook niet ter verantwoording geroepen worden op de dag van het gericht.

Maar de hele mensheid zal zich op de jongste dag voor God moeten verantwoorden en haar zondigheid zal duidelijk worden en slechts een klein aantal rechtvaardigen zal voor de ogen van God bestaan kunnen blijven en binnen kunnen gaan in het rijk van de vrede.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Peter Schelling

Jüngstes Gericht.... Ende einer Zeitepoche der Erlösung....

Die gesamte Menschheit wird gerichtet am jüngsten Tage, und ein jeglicher, ob gut oder böse, wird seinen Lohn empfangen. Und also wird eine Scheidung sein des Guten vom Bösen, des Gerechten vom Ungerechten, des Gläubigen vom Ungläubigen, und Gott Selbst wird zu Gericht sitzen und einen jeden lohnen oder strafen nach Verdienst. Dieses Gericht ist unabwendbar und beschließet einen bedeutungsvollen Zeitabschnitt, eine Gnadenzeit, die dem Unerlösten auf Erden gewähret war durch Gottes übergroße Liebe. Es war diese Zeit eine Zeit unaufhörlichen Ringens des lichtvollen Geistigen mit der Finsternis, es war eine Zeit des Kampfes alles Wesenhaften, das zur Höhe strebt, und in dieser Zeit hatte das Wesenhafte die Möglichkeit, zum Lichtwesen sich zu entwickeln, so es nur wollte.... Doch es wurde von Gott auch dem Wesenhaften eine Grenze gesetzt, indem der Zeitabschnitt vorbestimmt war seit Ewigkeit, der für die Erlösung dem Wesenhaften zur Verfügung stand.... Und es war diese Zeit wahrlich so bemessen, daß sie vollauf genügte zur restlosen Erlösung, jedoch sie wurde nicht genützt in dem Maße, wie sie genützt werden konnte, und es blieben zahllose Möglichkeiten unbeachtet, weil das Wesenhafte seinen freien Willen nicht gebrauchte oder ihn mißbrauchte und sich aufs neue kettete an die Macht, aus der es sich befreien sollte. Für diesen freien Willen und dessen Nutzung muß sich nun das Wesen verantworten am Tage des Gerichtes, und es wird je nach seinem Willen sich wenden zum Himmel oder zur Hölle.... zum Licht oder zur Finsternis.... es wird nichts anderes sein Los sein, als was es durch seinen Willen sich selbst geschaffen hat.... Es wird Geist in aller Freiheit sein, so es auf Erden dies angestrebt hat, oder wieder gebannt sein in der festen Materie, die es auf Erden begehrt hat mit allen seinen Sinnen. Ersteres ist ein Zustand der Glückseligkeit, letzteres ein Zustand der Qual und unvorstellbaren Leidens.... erneute Gefangenschaft durch endlose Zeiten hindurch in qualvollster Reue und Hilflosigkeit.... Doch Gott ist gerecht.... denn in Seiner Liebe war Er Ewigkeiten hindurch bemüht, dieses Wesenhafte zur Freiheit zu führen. Es standen ihm alle Hilfsmittel zu Gebote, die Gnaden des Erlösungswerkes erwarb Er den Wesen durch Seine Menschwerdung und Seinen Tod am Kreuze, Er war unendlich langmütig und geduldig, doch eines mußte Er ihnen lassen.... den freien Willen.... Und diesem entsprechend muß Er nun auch die Menschen richten, so der Tag gekommen ist, der diese Gnadenzeit beendet. Denn dieser freie Wille ist entartet, er wird nur noch genützt zum Wirken für den Gegner Gottes, und also muß er wieder gebunden werden auf endlose Zeiten hinaus. Es ist das jüngste Gericht der Anfang und das Ende.... eine neue Zeitepoche beginnt, und die alte ist beendet, das Erdenleben hat seinen Abschluß gefunden für alles Wesenhafte, das auf Erden verkörpert war, teils in den Schöpfungswerken, teils im Fleisch. Doch es entsteht eine neue Schöpfung, die wieder das Geistige in sich birgt, das seinen Erdenweg noch nicht zu Ende gegangen ist, jedoch den letzten Verkörperungen nahe war. Denn dieses Geistige hatte seinen freien Willen noch nicht zurückerhalten, kann also auch nicht zur Verantwortung gezogen werden am Tage des Gerichtes. Die gesamte Menschheit aber wird sich verantworten müssen vor Gott am jüngsten Tage, und ihre Sündhaftigkeit wird offenbar werden, und nur eine kleine Anzahl Gerechter wird vor den Augen Gottes bestehen können und eingehen in das Reich des Friedens....

Amen

Vertaler
This is an original publication by Bertha Dudde