Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

Stellingname in de gedachten over de geloofsleren

Het is een geestelijk onvermogen, een gebrek aan geestelijke kennis en aan vermogen om inzicht te hebben, wanneer de mens, die zijn kennis van mensen in ontvangst genomen heeft zonder daar zelf ooit in de gedachten stelling over genomen te hebben, waant in de waarheid te staan. Geloven betekent wel iets voor waar houden, wat niet bewezen kan worden. Nochtans moet alles, waarvan geëist wordt dat het geloofd wordt, ernstig doordacht worden. Maar als alles, wat onderwezen wordt, blindelings aangenomen wordt, dan is dit geen levend, geen overtuigd geloof, maar slechts een systematisch overdragen van een leer en een gedachteloos aannemen hiervan. En zo’n geloof kan werkelijk niet voor God standhouden.

Het is niet genoeg, wanneer tegenwerpingen tegen geloofsleren met uitdrukkingen weerlegd worden, die weer geleerd, dat wil zeggen overgenomen werden, maar niet zinvol of overtuigend een leer staven. De waarheid moet helder en onweerlegbaar gefundeerd zijn. Ze moet als het ware voor zichzelf spreken. Maar iets, wat zonder samenhang is en zonder grond als geloofsleer opgesteld werd, kan geen waarheid zijn. En elk denkend mens heeft de plicht en het recht om opheldering te eisen, als een geloofsleer onbegrijpelijk voor hem is of onaannemelijk lijkt.

Als hem deze opheldering door mensen niet op een bevredigende manier gegeven kan worden, dan moet hij God Zelf op opheldering vragen en pas, als hem deze in de gedachten gegeven wordt, als hij zelf in zijn hart positief kan staan tegenover die geloofsleer, dan kan van een overtuigd geloof gesproken worden. God eist geen blind geloof, want dan zouden de woorden “ik geloof” slechts holle woorden zijn. Maar de mens kan ook een diep geloof hebben in iets, wat hem niet bewezen kan worden, zodra zijn hart hier positief tegenover staat. En dit is het gevolg van nadenken en dat nadenken wordt geëist bij elke geloofsleer, omdat de mens anders alles zou moeten geloven, wat hem voorgelegd wordt.

Omdat nu de tegenstander erop bedacht is om elke waarheid met dwaling te doorspekken en God hem niet belet zijn voornemen uit te voeren, heeft de mens nu de plicht om de hem toegestuurde leringen op hun waarachtigheid te toetsen. Dat wil zeggen deze te doordenken en pas dan aan te nemen, wat hem aanvaardbaar lijkt. En nu ligt het aan hemzelf of hij daartoe om goddelijke hulp vraagt. Dit verzoek zal hem het vermogen opleveren om inzicht te hebben, want zonder de hulp van God is zijn beoordelingsvermogen werkelijk te gering. Als zijn wil goed is en dus naar de waarheid toegekeerd, dan zal hij heel goed weten te onderscheiden of hem de zuivere waarheid of dwaling aangeboden wordt.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Peter Schelling

Thought statement on doctrines of faith....

It is a spiritual incapacity, a lack of spiritual knowledge and cognitive power, when a person believes himself to be in the truth, who has received his knowledge from people without ever having thought about it himself. To believe means to consider something to be true that cannot be proven. Nevertheless, everything that is asked to be believed must be seriously thought through; but if everything that is taught is blindly accepted, then this is not a living, convinced faith, but merely a planned transmission of a teaching and a thoughtless acceptance of it. And such faith truly cannot stand before God. It is not enough if objections to doctrines of faith are refuted with idioms that have been memorised, i.e. adopted, but do not substantiate a doctrine in a meaningful or convincing way. The truth must be clearly and irrefutably substantiated, it must speak for itself, as it were.... However, something cannot be truth that has been established as a doctrine of faith incoherently and without justification, and every thinking person has the duty and the right to demand clarification if a doctrine of faith is incomprehensible or appears unacceptable to him. If this clarification cannot be given to him by people in a satisfactory way, then he should ask God Himself for clarification, and only when this is given to him mentally, when he himself can affirm the doctrine of faith in his heart, can we speak of convinced faith. God does not demand blind faith.... for then the words 'I believe' would only be empty words.... yet a person can also have deep faith in something that cannot be proven to him as soon as his heart affirms it. This, however, is only the result of reflection, and reflection on every doctrine of faith is required because otherwise a person would have to believe everything that is presented to him. Now that the adversary is intent on enforcing every truth with error and God does not oppose his plan, the human being has the duty to examine the truthfulness of the teachings he receives, i.e. to think them through and only then accept what seems acceptable to him. And now it is up to him whether he asks for divine assistance. This request will give him the power of knowledge, for without God's help his power of judgement is truly too small. If his will is good and thus turned towards the truth, he will know very well whether he is being offered the pure truth or error....

Amen

Vertaler
Vertaald door: Doris Boekers