Het vereist een onvermoeibaar geduld van de kant van de lichtwezens om de mensen naar het juiste denken te leiden. De mens is door de vrije wil in staat om ook zijn gedachten overeenkomstig deze wil te ontwikkelen. Dat betekent dat het van zijn wil afhangt, welke gedachten hij grijpt of laat vallen. En nu is het het streven van de lichtwezens om de wil van de mens te leiden om de juiste gedachten te accepteren en door bij deze gedachten te blijven, deze in het bewustzijn te roepen. Zodoende worden de gedachten in zekere zin gecontroleerd en als deze als goed bevonden worden, worden ze steeds weer nader tot de mens gebracht tot deze zich met deze gedachten vertrouwd gemaakt heeft en zich nu zelfs positief ten opzichte van deze gedachten opstelt.
Maar vaak stuiten de lichtwezens in zoverre op tegenstand, dat de mens zich gevangen laat nemen door de wereld en haar bekoringen, zodat zijn denken uitsluitend op het aardse betrekking heeft en elke geestelijke gedachte, die in het hart opstijgt en van het hart naar de hersenen geleid moet worden, direct verworpen wordt, zodat de mens afwijzend staat ten opzichte van het geestelijke. En dan moeten de lichtwezens met onvermoeibare liefde en geduld hem steeds weer deze gedachten naderbij brengen, tot de mens eindelijk opmerkzaam is, zich verwondert en nadenkend wordt.
En de lichtwezens moeten zo werkzaam zijn, omdat het hun taak is om licht, dat wil zeggen kennis, onder de mensen te verspreiden. Omdat ze al in de liefde staan, die immers hun werkzaamheid in het hiernamaals bepaalt, zijn ze onvermoeibaar actief, want ze kennen zowel het geluk van de wetende, alsook de treurige toestand van de onwetende wezens en omdat ze verlossend werkzaam zijn in het hiernamaals, zijn ze steeds bereid om licht en kennis over te dragen.
Als het hen niet meteen lukt, proberen ze het telkens weer. Alleen mag de mens er geen openlijk verzet tegen bieden, doordat hij alle opduikende gedachten snel verdringt. Ook als deze hem acceptabel lijken. En dit is dan het geval, als de wereld een te sterke invloed op de mens uitoefent. De tegenstander strijdt dan eveneens om de gedachten van de mens. Dat wil zeggen om diens wil. En hij komt als overwinnaar uit de strijd, als de mens niet over zichzelf nadenkt en de gedachten niet uit vrije beweging naar het geestelijke rijk laat zweven. Dan zal het voor de lichtwezens niet gemakkelijk zijn om hun invloed te laten gelden en de mens wordt nu door hen niet via de gedachten onderwezen en de gedachten zullen niet met de waarheid overeenstemmen.
Amen
VertalerDa parte degli esseri di Luce richiede una instancabile pazienza di guidare gli uomini nel giusto pensare. L’uomo attraverso la sua libera volontà, è in grado di far sorgere anche i suoi pensieri rispetto a questa volontà. Questo significa che dipende dalla sua volontà quali pensieri afferra o lascia cadere ed ora il tendere degli esseri di Luce è rivolto a guidare la volontà dell’uomo ad accettare i giusti pensieri, chiamarli alla sua mente e che si soffermi con questi. Quindi i pensieri in un certo qual modo vengono controllati e se vengono considerati buoni, vengono sempre di nuovo portati alla mente dell’uomo finché costui non ha preso confidenza con questi ed ora vi si predispone in modo affermativo. Ma gli esseri di Luce urtano sovente su resistenza, quando l’uomo si lascia mentalmente catturare dal mondo ed i suoi fascini, che il suo pensare si riferisce esclusivamente al terreno ed ogni pensiero spirituale che sorge nel cuore e da questo dev’essere guidato al cervello, viene subito rigettato, che quindi l’uomo si atteggia nel rifiuto contro lo spirituale ed allora gli esseri di Luce gli devono sempre di nuovo presentare il pensiero con instancabile amore e pazienza, finché l’uomo finalmente faccia attenzione, si stupisce e diventa riflessivo. Gli esseri di Luce devono agire così, perché il loro compito è di diffondere fra gli uomini la Luce, cioè il sapere. Dato che stanno già nell’amore che determina appunto la loro attività nell’aldilà, sono instancabilmente attivi, perché sanno sia della felicità dell’essere sapiente come anche dello stato triste dell’essere ignaro e dato che sono attivi in modo salvifico nell’aldilà, sono sempre pronti a trasmettere Luce e sapere. Se questo non riesce loro subito, ci provano sempre e sempre di nuovo. L’uomo non deve soltanto opporre aperta resistenza, mentre respinge rapidamente tutti i pensieri che sorgono, anche quando gli sembrano accettabili. E questo è poi il caso, quando il mondo esercita una forte influenza sull’uomo. Allora l’avversario lotta pure per i pensieri dell’uomo, cioè per la sua volontà e ne riporta anche la vittoria, quando l’uomo non pensa a sé stesso e lascia fluttuare i pensieri nel Regno spirituale per propria spinta. Allora per gli esseri di Luce è facile far valere la loro influenza ed ora l’uomo viene istruito da loro nei pensieri e questi corrisponderanno alla Verità.
Amen
Vertaler