B.D.-Nr. 2225

Een via de gedachten onderrichtende werkzaamheid van de lichtwezens

Het vereist een onvermoeibaar geduld van de kant van de lichtwezens om de mensen naar het juiste denken te leiden. De mens is door de vrije wil in staat om ook zijn gedachten overeenkomstig deze wil te ontwikkelen. Dat betekent dat het van zijn wil afhangt, welke gedachten hij grijpt of laat vallen. En nu is het het streven van de lichtwezens om de wil van de mens te leiden om de juiste gedachten te accepteren en door bij deze gedachten te blijven, deze in het bewustzijn te roepen. Zodoende worden de gedachten in zekere zin gecontroleerd en als deze als goed bevonden worden, worden ze steeds weer nader tot de mens gebracht tot deze zich met deze gedachten vertrouwd gemaakt heeft en zich nu zelfs positief ten opzichte van deze gedachten opstelt.

Maar vaak stuiten de lichtwezens in zoverre op tegenstand, dat de mens zich gevangen laat nemen door de wereld en haar bekoringen, zodat zijn denken uitsluitend op het aardse betrekking heeft en elke geestelijke gedachte, die in het hart opstijgt en van het hart naar de hersenen geleid moet worden, direct verworpen wordt, zodat de mens afwijzend staat ten opzichte van het geestelijke. En dan moeten de lichtwezens met onvermoeibare liefde en geduld hem steeds weer deze gedachten naderbij brengen, tot de mens eindelijk opmerkzaam is, zich verwondert en nadenkend wordt.

En de lichtwezens moeten zo werkzaam zijn, omdat het hun taak is om licht, dat wil zeggen kennis, onder de mensen te verspreiden. Omdat ze al in de liefde staan, die immers hun werkzaamheid in het hiernamaals bepaalt, zijn ze onvermoeibaar actief, want ze kennen zowel het geluk van de wetende, alsook de treurige toestand van de onwetende wezens en omdat ze verlossend werkzaam zijn in het hiernamaals, zijn ze steeds bereid om licht en kennis over te dragen.

Als het hen niet meteen lukt, proberen ze het telkens weer. Alleen mag de mens er geen openlijk verzet tegen bieden, doordat hij alle opduikende gedachten snel verdringt. Ook als deze hem acceptabel lijken. En dit is dan het geval, als de wereld een te sterke invloed op de mens uitoefent. De tegenstander strijdt dan eveneens om de gedachten van de mens. Dat wil zeggen om diens wil. En hij komt als overwinnaar uit de strijd, als de mens niet over zichzelf nadenkt en de gedachten niet uit vrije beweging naar het geestelijke rijk laat zweven. Dan zal het voor de lichtwezens niet gemakkelijk zijn om hun invloed te laten gelden en de mens wordt nu door hen niet via de gedachten onderwezen en de gedachten zullen niet met de waarheid overeenstemmen.

Amen

Vertaald door: Peter Schelling

Deze openbaring is niet opgenomen in de themaboekjes.