De ziel komt niet eerder tot een helder besef van haar toestand, dan tot ze het geestelijke rijk binnen gegaan is en nu een geheel andere omgeving ziet, dan die op aarde bestond. Ze weet dus dat ze de aarde heeft verlaten en dat ze nu elke binding met haar verloren heeft en pas nu bekijkt ze de omgeving nauwkeuriger. Deze kan een zaligmakende, maar ook een bedrukkende uitwerking op de ziel hebben, al naar gelang de graad van rijpheid, die de mens bij zijn sterven bereikt heeft.
Een ziel, die zichzelf in een omgeving vol licht ziet, heeft ook kennis. Ze zal dus ook duidelijk beseffen dat ze in het hiernamaals nu een taak te vervullen heeft en ze is heel gelukkig, dat ze haar kennis gebruiken kan en daarmee de zielen in het hiernamaals of op aarde kan helpen.
Maar voor de zielen, van wie de rijpheidsgraad laag is, staat het er slecht voor, want ze herkennen niet veel van dat, wat hen omgeeft. Voor hen zal alles donker en dus zonder licht lijken, want hun kennis is gering en dat kan door niets vervangen worden. De duisternis is drukkend voor hen, omdat ze op aarde het licht gewoon waren en het gebrek aan kennis komt in een toestand van krachteloosheid, die buitengewoon benauwend is, tot uiting.
En nu beseffen ze dat ze hun aardse leven vergeefs hebben geleefd en dat ze zelf schuld hebben aan hun karig, duister verblijf en ze proberen dit te veranderen. Deze wil is al het begin van de weg omhoog, ofschoon hij niet spoedig bedacht kan worden, omdat het wezen eerst moet laten zien of en in hoeverre hem licht toegevoerd kan worden.
De ziel moet zich vaak geheel van haar huidige opvattingen losmaken. Als de mens bijvoorbeeld op aarde alleen maar voor zichzelf geleefd heeft, dan zal hij in het hiernamaals enkel het eigen leed zien en voor het lijden van de andere zielen geen medeleven hebben. En dan kan ze niet geholpen worden. Haar omgeving zal dan ook woest en donker blijven, want ofschoon ze ook naar hulp verlangt, denkt ze alleen maar aan het eigen leed, maar kan daar alleen maar van verlost worden, wanneer ze haar best doen om andere zielen, die net als zij lijden, hulp te brengen. Dit is de eerste voorwaarde en het besef hiervan is de eerste stap omhoog.
Amen
VertalerL’anima non giunge alla chiara conoscenza della sua situazione non prima di essere entrata nel Regno spirituale ed ora vede un ambiente del tutto diverso di come era sulla Terra. Quindi lei sà che ha abbandonata la Terra e che ora ha perduto ogni collegamento con essa ed ora osserva più attentamente l’ambiente. Questo può renderla beata oppure anche agire in modo opprimente sull’anima, secondo il grado di maturità che ha raggiunto l’uomo al suo decesso. Un’anima che si vede nell’ambiente luminoso, sta anche nel sapere. Quindi riconoscerà anche chiaramente che ora ha da eseguire un compito nell’aldilà ed è sommamente felice di poter impiegare il suo sapere e con ciò aiutare le anime nell’aldilà o sulla Terra. Ma è grave per le anime il cui grado di maturità è basso, perché non riconoscono molto di ciò che le circonda. A loro apparirà tutto buio e senza Luce, perché il loro sapere è scarso e non può essere sostituito da nulla. L’oscurità le opprime, dato che sulla Terra erano abituate alla luce e la mancanza di sapere si manifesta in uno stato di assenza di Forza che è oltremodo opprimente. Ed ora riconoscono che hanno vissuto invano la vita terrena e che loro stesse sono colpevoli del loro soggiorno misero, senza Luce e cercano di cambiarlo. Questa volontà è già l’inizio per salire in Alto, benché non possa presto essere rispettata, perché dapprima l’essere si deve affermare se e fin dove gli può essere guidata la Luce. L’anima sovente si deve staccare dalla sua opinione avuta finora; se l’uomo p.e. sulla Terra ha vissuto solo per sé stesso, allora anche nell’aldilà vedrà anche solo la propria sofferenza e non avrà nessuna compassione per le sofferenze delle altre anime. Allora non può essere aiutata. Il suo ambiente continuerà a rimanere deserto e buio, perché anche se brama l’aiuto, pensa solo alla propria sofferenza, ma da questa può essere liberata solo quando si sforza di portare l’aiuto ad altre anime che soffrono come lei. Questa è la prima condizione e riconoscerla è il primo passo verso l’Alto.
Amen
Vertaler