Het bewustzijn van de eigen krachteloosheid weet de mens ertoe te bewegen om zich aan een kracht gevende macht toe te vertrouwen en om deze kracht te vragen en daarom is het gevoel van zwakte steeds een voordeel, ofschoon het aards als het grootste nadeel beschouwd wordt. De wereld, dat wil zeggen de mensen die de wereld bewonen, probeert alleen maar aan de aardse taken te voldoen en heeft daarvoor meer of minder kracht en wilskracht nodig.
Een traag worden hierin beschouwt hij als een gebrek en ze probeert nu de oorzaken daarvan te doorgronden en wel, door de invloed van de tegenstander, gelooft ze deze gevonden te hebben in het geestelijke streven. En daarom trekt ze met alle middelen te velde tegen zulk een streven. Juist dat, wat alleen zegen brengt en succesvol voor de ziel is, wordt als nadeel beschouwd en daarom bestreden.
Men gaat ervan uit dat het geloof in een hogere macht en aan diens hulp en krachtschenking het aardse streven van de mens dienovereenkomstig vermindert. Dat zodoende de eigen ontwikkeling van kracht van de mens afneemt en hij zich verwachtingsvol aan het werkzaam zijn van deze macht overgeeft en men probeert dit te verhinderen, doordat men het geloof in een hogere macht probeert te vernietigen. In het bijzonder het geloof in de krachtschenking zonder eigen toedoen.
De wereld probeert de sterkte en kracht van het gebed te verzwakken. Ze eist juist het tegendeel. Buitengewone kracht of ontplooiing van de wil zonder hulp van een kracht van boven, want ze beschouwt alleen de lichaamskracht of het verstandsmatige denken, dat in staat is de aardse eisen de baas te worden, als waardevol.
Maar zo’n opvatting maakt een einde aan elk geestelijk streven. Want een geestelijke vooruitgang kan alleen maar behaald worden door schenking van genade en dit kan alleen maar verkregen worden door het gebed. Maar het gebed stelt het erkennen van een macht voorop, die genade en kracht schenken kan en wil en er moet ook om deze kracht gevraagd worden. De mens moet het gevoel van zwakte niet alleen maar proberen te overwinnen door toenemende aardse werkzaamheid, maar hij moet zich tot Degene wenden, Die alleen dit gevoel kan veranderen door Zijn genade, door het geven van dat, wat de mens ontbreekt voor de geestelijke opwaartse ontwikkeling. Want de grootste aardse ontplooiing levert de mens geen geestelijk succes op. Pas wanneer hij zich klein en zwak voelt, neemt hij de weg naar God en pas dan vervult hij de eigenlijke aardse opdracht, die hem weliswaar weinig aards, maar daarvoor in de plaats des te groter geestelijk succes oplevert.
Amen
VertalerDas Bewußtsein der eigenen Kraftlosigkeit bestimmt den Menschen, sich einer kraftgebenden Macht anzuvertrauen und solche anzufordern, und darum ist das Gefühl der Schwäche stets ein Vorteil, wenngleich es irdisch als größter Nachteil gewertet wird. Die Welt, d.h. die Menschen, die der Welt leben, sucht nur den irdischen Aufgaben gerecht zu werden und benötigt dazu mehr oder weniger Kraft und Willensstärke. Ein Nachlassen dieser sieht sie als ein Manko an und sucht nun die Ursachen davon zu ergründen, und zwar.... als Einfluß des Widersachers.... glaubt sie, diese gefunden zu haben im geistigen Streben. Und darum zieht sie mit allen Mitteln gegen solches zu Felde. Gerade das, was allein segenbringend und erfolgreich für die Seele ist, wird als Nachteil gewertet und daher bekämpft. Man geht davon aus, daß der Glaube an eine höhere Macht und an deren Beistand oder Kraftvermittlung das irdische Streben des Menschen entsprechend verringert, daß also des Menschen eigene Kraftentfaltung nachläßt, und er sich dem Wirken jener Macht erwartungsvoll überläßt und man sucht solches zu verhindern, indem man den Glauben an eine höhere Macht zu zerstören sucht, insbesondere den Glauben an die Kraftzuwendung ohne eigenes Zutun. Die Stärke und Macht des Gebetes sucht die Welt zu entkräften. Sie fordert gerade das Gegenteil.... außergewöhnliche Kraft oder Willensentfaltung ohne Zuhilfenahme einer Kraft von oben, denn sie sieht als allein wertvoll an die Körperkraft oder das Verstandesdenken, das irdische Anforderungen zu meistern imstande ist. Eine solche Anschauung aber unterbindet jegliches geistige Streben. Denn ein geistiger Fortschritt kann nur erzielt werden durch Vermittlung der Gnade und solche immer nur gewonnen werden durch das Gebet. Ein Gebet aber setzt das Anerkennen einer Macht voraus, die Gnade und Kraft vermitteln kann und will, und es soll diese Kraft auch angefordert werden. Es soll der Mensch das Gefühl der Schwäche nicht nur zu überwinden suchen durch vermehrte irdische Tätigkeit, sondern er soll sich an Den wenden, Der allein dieses Gefühl wandeln kann durch Seine Gnade, durch das Vermitteln dessen, was dem Menschen mangelt zur geistigen Höherentwicklung. Denn höchste irdische Entfaltung trägt dem Menschen keinen geistigen Erfolg ein; erst wenn er sich klein und schwach fühlt, geht er den Weg zu Gott, und dann erst erfüllt er die eigentliche Erdenaufgabe, die ihm zwar wenig irdischen, dafür aber um so größeren geistigen Erfolg einträgt....
Amen
Vertaler