De diepste diepten van de goddelijke wijsheid ontsluiten zich voor de aardse mens, die het verlangen hiernaar in zich draagt en Gods geboden onderhoudt. Er is niets wat voor hem verborgen blijft, want God stelt geen grenzen, zolang de mens zelf de grens niet trekt, doordat zijn verlangen ophoudt.
Wat God geeft, is mateloos waardevol. Het blijft tot in alle eeuwigheden bestaan. Het is geestelijk goed en daarom onvergankelijk. Ofschoon het ook aardse zaken betreft, dat wil zeggen materiële zaken, dus scheppingen die aardse materie als grondstof hebben, zo behoort de kennis toch ook tot het gebied van het geestelijke, want ook elke aardse schepping heeft haar geestelijke betekenis.
Om alles te kunnen begrijpen, is er een onderricht nodig van de zijde van de wetende geestelijke wezens, die met onvermoeibaar geduld en doorzettingsvermogen het tot hun taak maken om de onwetende mens in te wijden. Hem dus kennis geven van het werkzaam zijn en besturen van God. Maar om tot het opnemen van deze overdrachten in staat te zijn, moet er aan bepaalde voorwaarden voldaan worden. De mensen zouden dus zonder ophouden uit een bron kunnen putten, die voortdurend het zuiverste water zou geven. Maar slechts weinig mensen voldoen aan de voorwaarden om de drank, die God Zelf hun aanbiedt, uit de goddelijke vaderhand in ontvangst te nemen. Wat God geeft, is het diepste, zuiverste en edelste goed en daarom heeft het ook eeuwigheidswaarde.
Wie het goddelijke geschenk in ontvangst wil nemen, moet een groot offer brengen. Hij moet eerst afstand doen van elk verlangen naar de onbelangrijke goederen van de wereld. Pas in een lege ruimte kan begrijpelijkerwijs iets opgeslagen worden. Het hart van de mens moet ook een leeg, onbeschreven blad zijn. Maar dan moet de mens zich hoeden voor uiterlijkheden. Hij moet ook een eeuwig, hoogst volmaakt Wezen aanvaarden, maar het is voldoende als hij diep in het hart werkelijk en overtuigend gevoeld wordt.
Dan zal God hem wijsheden openbaren, die een aardse onderwijzer hem nooit zo helder zou kunnen beschrijven en het resultaat hiervan zal zijn, dat de mens door steeds stralender licht omgeven wordt. Dat wil zeggen dat hij de diepste kennis heeft en dit niet op verre afstand van God, maar het in de nauwste verbinding met Hem van God ontvangen heeft en hij daardoor drager van goddelijke wijsheid en kracht geworden is.
Amen
VertalerDie tiefsten Tiefen göttlicher Weisheit erschließen sich dem Erdenmenschen, der danach Verlangen trägt und Gottes Gebote hält. Es ist nichts, was ihm verborgen bleibt, denn Gott setzt keine Grenzen, solange der Mensch selbst nicht die Grenze zieht, indem sein Verlangen aufhört. Was Gott gibt, ist über alle Maßen wertvoll, es bleibt bestehen bis in alle Ewigkeit, es ist geistiges Gut und daher unvergänglich. Wenngleich es auch irdische Dinge betrifft, d.h. materielle Dinge, also Schöpfungen, die irdische Materie als Grundstoff haben, so gehört doch das Wissen darum auch in das Bereich des Geistigen, denn auch jede irdische Schöpfung hat ihre geistige Bedeutung. Um alles erfassen zu können, gehört eine Belehrung von seiten wissender Geistwesen, die in unermüdlicher Geduld und Ausdauer es sich zur Aufgabe machen, den unwissenden Menschen einzuweihen, ihm also Kenntnis zu geben vom Wirken und Walten Gottes. Doch um für die Vermittlungen jener Wesen aufnahmefähig zu sein, bedarf es der Erfüllung gewisser Vorbedingungen. Es könnten also die Menschen schöpfen ohne Unterlaß aus einem Brunnen, der ständig klarstes Wasser geben würde, doch wenige Menschen nur erfüllen die Bedingungen, um den Trank, den Gott Selbst ihnen bietet, entgegenzunehmen aus der göttlichen Vaterhand. Was Gott gibt, ist das tiefste, reinste, edelste Gut, und daher ist es auch von Ewigkeitswert. Wer die göttliche Gabe nun entgegennehmen will, der muß ein großes Opfer bringen. Er muß sich erst jeglichen Verlangens nach nichtigen Gütern der Welt entäußern. Erst in einem leeren Raum kann verständlicherweise etwas geborgen werden. Ein leeres, unbeschriebenes Blatt muß auch das Herz des Menschen sein. Dann aber muß der Mensch sich hüten vor Äußerlichkeiten. Er muß wohl bejahen ein ewiges, höchst vollkommenes Wesen, doch es genügt der Glaube, so er tief im Herzen wahrhaft und überzeugt empfunden wird. Dann wird Gott ihm Weisheiten offenbaren, die so klar niemals irdisch Lehrende ihm darstellen können, und der Erfolg dessen wird sein, daß immer strahlenderes Licht den Menschen umgibt, d.h. er im tiefsten Wissen steht und dies nicht abseits von Gott stehend, sondern in engster Verbindung mit Ihm von Gott empfangen hat und er dadurch Träger göttlicher Weisheit und Kraft geworden ist....
Amen
Vertaler