De innerlijke drang om een goede daad te verrichten, mag nooit onopgemerkt blijven. Het is de goddelijke stem, die de mens daartoe aanmaant. Het is de zachte aanmaning ter vergroting van de rijpheid van de ziel en steeds zal deze bevorderd worden, wanneer de mens doet wat de innerlijke stem hem aanraadt. Wanneer de mens met open ogen om zich heen kijkt, ziet hij talloze gelegenheden om in liefde werkzaam te kunnen zijn. Hij moet er alleen niet aan voorbijgaan. Niet alleen aan zijn eigen welzijn denken en de medemens alleen laten in zijn nood.
De mens kan altijd helpend werkzaam zijn en het zal hem daartoe nooit aan kracht ontbreken, als zijn wil maar goed is en hij in de liefde staat. Pas dan vervult de mens het doel van zijn aardse leven en ontwikkelt hij zichzelf en zijn ziel op een positieve manier. De weg omhoog wil met stenen van liefde geplaveid worden. Dan zal hij steeds begaanbaar zijn.
Elke goede daad heeft weer vele andere tot gevolg, want liefde wekt wederliefde op en waar de mensen elkaar met hulp bij zouden willen staan, zou de liefde en dus God Zelf waarlijk onder hen zijn. De mensheid zou dan alleen maar goed kunnen zijn, omdat ze met God en God met haar gaat. De liefde verlost en maakt de mensen vrij van de hen onderdrukkende macht en daarom moet de liefde steeds de drijvende kracht van al het handelen en denken zijn. Wie zijn medemensen een hart vol liefde schenkt, die zal ook onophoudelijk in liefde actief zijn. Hij zal proberen het leed te verminderen. Hij zal daadkrachtige hulp verlenen. Hij zal al het zware helpen dragen en zijn omgeving steeds tot zegen zijn.
De wereld is een dal van lijden. Dat moet ze ook zijn, als de mens daardoor toch gelegenheid gegeven moet worden om zich dienend te ontwikkelen. Alleen dan leeft hij zijn leven bewust. Dat wil zeggen dat hij zijn levenstaak beseft, die alleen door een voortdurend dienen in liefde vervuld wordt. En alleen dan bereikt hij de rijpheid van de ziel, die de voorwaarde is voor het binnengaan in een hiernamaals, dat gevuld is met licht, want alleen door dienen in liefde verdwijnen de afvalstoffen. De ziel komt vrij en ze kan nu de weg omhoog onbelemmerd afleggen. Ze komt steeds dichter bij haar eigenlijke bestemming. Ze wordt zelf liefde en dringt dat tegemoet, wat eveneens liefde is. Ze heeft de stem van God in zich laten spreken, hier gevolg aan gegeven en is daardoor in de nauwste verbinding getreden met Degene, Die Zelf liefde is.
Amen
VertalerLa spinta interiore ad una buona azione non deve mai rimanere inosservata. E’ la Voce divina che invita l’uomo, è il sommesso Ammonimento per aumentare la maturità dell’anima e questa viene sempre promossa, quando l’uomo fa ciò che gli consiglia la Voce interiore. Fin quando l’uomo guarda intorno a sé con occhi aperti, vede innumerevoli occasioni per essere attivo nell’amore. Non deve soltanto passarvi oltre, non pensare al suo proprio benessere e lasciare il prossimo da solo nella sua miseria. L’uomo può sempre essere attivo aiutando e non gli mancherà ma la Forza per fare questo, se soltanto la sua volontà è buona e lui si trova nell’amore. Solo allora l’uomo adempie lo scopo della sua vita terrena e forma sé stesso e la sua anima progressivamente. La via verso l’Alto vuole essere lastricata con le pietre dell’amore, allora sarà sempre percorribile. Ogni buona aziona ne attira dietro di sé di nuovo dellealtre, perché l’amore risveglia l’amore corrisposto, e se gli uomini si assistessero tutti reciprocamente aiutandosi, vi sarebbe davvero l’amore fra loro e con ciò per Dio Stesso; allora l’umanità potrebbe essere soltanto buona, perché cammina con Dio e Dio con lei. L’Amore redime e rende gli uomini liberi dal potere opprimente, perciò deve sempre essere l’amore la forza spingente a tutto il pensare ed agire. Chi porta incontro al suo prossimo un cuore colmo d’amore, sarà anche continuamente attivo nell’amore, cercherà di lenire la sofferenza, garantirà l’aiuto fattivo, aiuterà a portare ogni peso e sarà sempre di benedizione per il suo ambiente. Il mondo è una valle di sofferenza, lo deve anche essere, se all’uomo dev’essere data con ciò l’occasione, di svilupparsi nell’aiuto. Soltanto allora vive la sua vita coscientemente, cioè riconosce il suo compito della vita, che viene compiuto soltanto tramite il costante servire nell’amore e soltanto allora raggiunge la maturità dell’anima, che è precondizione per l’entrata nell’aldilà luminoso, perché soltanto attraverso il servire nell’amore cadono tutte le scorie, l’anima diventa libera ed ora può prendere senza ostacoli la via verso l’Alto, si avvicina sempre di più alla sua vera destinazione, lei stessa diventa amore e spinge incontro a ciò che è pure amore. Ha lasciato parlare in sé la Voce di Dio, l’ha seguita e con ciò è entrata nel più stretto contatto con Colui il Quale E’ l’Amore Stesso.
Amen
Vertaler