Voor veel mensen is het moment van de dood tot onderwerp van onoverwinnelijke angst geworden. Ze zijn er bang voor en schrikken terug voor iedere gedachte daaraan en dit is altijd een teken van gebrek aan rijpheid van de ziel. Onbewust ervaart de ziel haar gebrekkige toestand en beseft zij ook de lichamelijke dood als het einde van haar aardse loopbaan. Ze voelt instinctief dat ze het leven op aarde niet juist benut heeft en daarom is de gedachte aan de dood voor de mens afschrikwekkend. De onzekerheid na de dood verontrust hem. Hij is vol twijfel over een voortbestaan, maar toch is hij er ook weer niet geheel van overtuigd dat het leven definitief voorbij is. En het is juist deze onzekerheid over het "hiernamaals", wat de mensen angstig maakt voor het uur van het afscheid van deze wereld. Hoe rijper de mens is, des te minder hindert hem de gedachte aan de dood, en dat komt voort uit het besef dat het eigenlijke leven pas na de lichamelijke dood begint. Het gemakkelijk kunnen opgeven van het aardse leven is de voorwaarde voor het betreden van de lichtsferen, want de mens verlangt dan niet meer naar aardse goederen; hij heeft de materie overwonnen.
Alles wat de mens op aarde achterlaat zijn aardse goederen en die moeten niet meer worden begeerd maar graag en met vreugde opgegeven worden. Alles wat de mens liefheeft op aarde moet hij moeiteloos kunnen opgeven, dan is zijn scheiden van de wereld gemakkelijk. Er moet niets zijn waaraan de mens zich hecht, omdat anders zijn loskomen van de aarde altijd een strijd zou zijn. En daarom moet elke begeerte vroegtijdig worden overwonnen, opdat de dood op ieder moment op de mens kan afkomen en hem nooit kan verrassen. Het verlangen naar God is eveneens doorslaggevend voor het lichamelijke einde van de mens, want wie naar God verlangt is gelukkig wanneer zijn aardse leven voorbij is. Geestelijk bevindt hij zich al in andere sferen en hij verlangt alleen nog naar het uur dat hem definitief daarheen brengt, waar de geest naar verlangt, waar zijn ware vaderland is. En daarom kan het uur van de dood voor de één wel bangheid, angst en schrik betekenen, maar voor de ander een inwilliging van wat de mens al lang gedroomd en gehoopt had. Het is voor hem het uur van bevrijding uit iedere vorm, het betekent voor hem het binnengaan in het eeuwige rijk, in de eeuwige heerlijkheid.
En wat de mens als de dood beschouwt, kan voor hem het binnengaan van het eeuwige leven zijn wanneer hij het aardse leven bewust, dat wil zeggen: met God, geleefd heeft en dus rijp is voor het leven in de eeuwigheid. Het kan voor hem echter ook werkelijk dood betekenen en dan bespeurt de ziel dit en schrikt ze terug voor dit uur, dat echter onvermijdelijk komt wanneer de tijd van het aardse leven, die God de mens gesteld heeft, voorbij is. En daarom moet ieder mens stilstaan bij het uur van zijn dood en met het oog hierop zijn aardse leven bewust leven, dat wil zeggen: werken aan zijn ziel, opdat zij die graad van rijpheid bereikt, die een gemakkelijke en pijnloze overgang van de aarde naar het eeuwige rijk waarborgt.
Amen
VertalerFür viele Menschen ist der Augenblick des Todes zum Gegenstand unüberwindlicher Furcht geworden, sie bangen davor und schrecken vor jedem Gedanken daran zurück, und es ist dies immer ein Zeichen mangelnder Seelenreife. Unbewußt empfindet die Seele ihren mangelhaften Zustand und erkennt auch den Leibestod als Ende ihrer Erdenlaufbahn.... sie empfindet es instinktiv, daß sie das Erdenleben nicht recht ausgenützt hat, und daher ist dem Menschen der Gedanke an den Tod etwas Schreckhaftes. Es beunruhigt ihn die Ungewißheit nach dem Tode, er ist voller Zweifel über ein Fortleben, jedoch auch wieder nicht gänzlich überzeugt davon, daß das Leben endgültig beschlossen ist. Und eben diese Ungewißheit über das "Nachher" ist es, was den Menschen bangen läßt vor der Stunde des Abscheidens von dieser Welt. Je reifer der Mensch ist, desto weniger berührt ihn der Gedanke an den Tod, und das hat seine Begründung in der Erkenntnis, daß das eigentliche Leben erst nach dem leiblichen Tode beginnt. Das Erdenleben leichten Herzens hingeben zu können ist Vorbedingung für das Eingehen in Lichtsphären, denn es hängt der Mensch dann nicht mehr an irdischem Gut, er hat die Materie überwunden.... Alles, was der Mensch auf Erden zurückläßt, ist irdisches Gut, und das soll nicht mehr begehrt, sondern gern und freudig aufgegeben werden. Alles, was der Mensch lieb hat auf Erden, muß er hingeben können leichten Herzens, dann ist sein Scheiden von der Welt leicht. Nichts soll sein, woran der Mensch sein Herz hängt, ansonsten sein Lösen von der Erde immer ein Kampf wäre. Und darum muß jede Begierde frühzeitig überwunden werden, auf daß der Tod zu jeder Stunde an den Menschen herantreten und ihn niemals überraschen kann. Der Wille zu Gott ist gleichfalls bestimmend für das leibliche Ende des Menschen, denn wer zu Gott verlangt, der ist glücklich, so sein irdisches Leben beendet ist. Er ist geistig schon in jenen Sphären und sehnt nur noch die Stunde herbei, die ihn endgültig dahinbringt, wohin der Geist verlangt, wo seine wahre Heimat ist. Und es kann daher die Stunde des Todes wohl für den einen Bangigkeit, Angst und Schrecken bedeuten, dem anderen aber kann sie die Gewährung dessen sein, was der Mensch schon lange sich erträumt und erhofft hat. Sie ist für ihn die Stunde der Befreiung aus jeglicher Form, sie bedeutet für ihn den Eingang in das ewige Reich, in die ewige Herrlichkeit.... Und was der Mensch als Tod ansieht, kann für ihn der Eingang in das ewige Leben sein, wenn er das Erdenleben bewußt, d.h. mit Gott, gelebt hat und also reif ist für das Leben in der Ewigkeit.... Er kann für ihn aber auch wirklich Tod bedeuten, und dann spürt dies die Seele und schrecket vor jener Stunde zurück, die aber unweigerlich kommt, wenn die Zeit des Erdenlebens, die Gott dem Menschen gesetzt hat, vorüber ist. Und es soll daher jeder Mensch der Stunde seines Todes gedenken und im Hinblick darauf sein Erdenleben bewußt leben, d.h. arbeiten an seiner Seele, daß sie jenen Reifegrad erlangt, der ein leichtes und schmerzloses Hinübergehen von der Erde in das ewige Reich gewährleistet....
Amen
Vertaler