Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

Aardse en geestelijke gedachtenrichting

Elke gedachte, die zich op het geestelijke richt, is een overvloeien van goddelijke krachtstromen, die door talloze geestelijk rijpe wezens geleid worden en de mensen door deze wezens toegevoerd worden. Het is bovendien in zoverre een geestelijk werkzaam zijn, als de wezens in het hiernamaals hun liefdeswerken daarmee vullen, doordat ze licht en kennis doorgeven, ze zich zodoende inspannen de nog onwetende mens in de vorm van gedachten dat mee te delen, wat ze zelf in alle overvloed bezitten, maar wat de mens nog ontbreekt.

Deze krachtstromen worden de mensen niet willekeurig toegestuurd, maar steeds pas als gevolg van de menselijke wil om ze in ontvangst te nemen. Dat wil zeggen dat de wil van de mens de gedachtenrichting vormgeeft. Hij kan naar geestelijke kennis verlangen, maar zich net zo op aardse vragen instellen en overeenkomstig hiermee wordt de mens met geestelijke kracht bedeeld of hij geeft zichzelf het gewenste antwoord.

Dat zelf denken is enkel en alleen een functie van organen, die hiervoor bestemd zijn. Het is een gebruikmaking van de elk mens toegestuurde levenskracht, die hij gebruiken kan, zoals het hem goeddunkt, maar die niet nuttig voor hem is, als hij deze functie gebruikt voor waardeloze zaken. Voor zaken die waardeloos zijn voor de eeuwigheid.

Als hij nu deze kracht gebruikt om de rijkdom van zijn ziel te vergroten, om zodoende opheldering te krijgen over zijn geestelijke leven, zijn doel en zijn levenstaak, dan komt er ook geestelijke kracht bij en nu worden deze krachtstromen hem gegeven, waarvoor hij zelf door zijn wil actief moet zijn om deze te ontvangen. Maar dan is het resultaat onvoorstelbaar, want de mens wordt als het ware deze wereld binnen getrokken. Hij is, als hij aan deze gedachten toegeeft, ook zelf in het rijk van het geestelijke. Zijn gedachten zijn ver van het aardse verwijderd, want ze gaan naar daar terug, waar hun oorsprong was.

De aardsgezinde mens zal deze kracht nooit gegeven worden, want dit zou betekenen dat hij tegen zijn wil wetend zou worden. De kracht uit God heeft dezelfde betekenis als licht en kennis. Bij degene die deze kracht ontvangt, moet ook de kennis toenemen. Maar als de mens deze kennis tegen zijn wil gegeven zou worden, dan zou hij niet in staat zijn deze kennis te begrijpen. Dan is het ook verklaarbaar dat zelfs het van boven ontvangen woord, dat de mens over elke vraag opheldering geeft, onbegrijpelijk blijft voor de mens die niet naar kennis verlangt en het daarom ook afgewezen wordt, omdat het alleen maar als kaal woord tot hem komt, maar niet als goddelijke openbaring en hij hoort dit woord alleen maar met de oren, maar niet met het hart.

Zodoende is zijn gedachtegang alleen maar op aardse zaken gericht. Hij is dus puur verstandsmatig actief. Dat wil zeggen dat in hem enkel de kracht werkt die hem tot bestaan, tot leven, gegeven werd, maar die niet toereikend is om de goddelijke wijsheid te begrijpen. Als deze goddelijke krachten begrijpelijk voor hem moeten worden, dan moet hij zich bewust of onbewust met geestelijke krachten in verbinding stellen. Hij moet ze om hulp vragen of willen dat andere, dat wil zeggen geestelijke, gebieden voor hem ontsloten worden. Deze wil is het onbewust een beroep doen op geestelijke krachten en hier zal aan voldaan worden, doordat zijn gedachten nu deze richting nemen, die naar de waarheid leidt.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Peter Schelling

Irdische und geistige Gedankenrichtung....

Jeder Gedanke, der sich dem Geistigen zuwendet, ist ein Überfließen göttlichen Kraftstromes auf den Menschen, der durch unzählige geistig reife Wesenheiten geleitet und von diesen den Menschen zugeführt wird. Er ist ferner geistiges Wirken insofern, als die Wesen im Jenseits ihre Liebetätigkeit damit erfüllen, daß indem sie Licht und Wissen weitergeben, daß sie also dem noch unwissenden Menschen in Form von Gedanken das mitzuteilen bemüht sind, was sie selbst in Fülle besitzen, dem Menschen aber noch mangelt. Diese Kraftströmungen gehen nicht willkürlich den Menschen zu, sondern immer erst als Folge des menschlichen Willens, sie in Empfang zu nehmen, d.h..... der Wille des Menschen formt die Gedankenrichtung, kann also geistiges Wissen begehren, ebenso aber auch nur auf irdische Fragen sich einstellen, und dementsprechend wird der Mensch nun von geistiger Kraft bedacht oder sich selbst die gewünschte Antwort geben. Das Selbst-Denken ist lediglich eine Funktion der dazu bestimmten Organe, es ist eine Inanspruchnahme der jedem Menschen zugehenden Lebenskraft, die er nützen kann, wie es ihm beliebt, die ihm nur keinen Nutzen einträgt, so er sie gebraucht für wertlose Dinge.... für Dinge, die wertlos sind für die Ewigkeit. Nützet er nun die Kraft, um den Reichtum seiner Seele zu vermehren, um also Aufschluß zu erhalten über sein geistiges Leben, seine Bestimmung und seine Lebensaufgabe, so tritt nun auch die geistige Kraft hinzu, und nun werden ihm diese Kraftströmungen vermittelt, die zu empfangen er selbst tätig sein mußte durch seinen Willen. Dann aber ist der Erfolg unvorstellbar, denn es wird der Mensch gleichsam in jene Welt hineingezogen. Er ist, so er jenen Gedanken nachgibt, auch selbst in dem Reich des Geistigen, seine Gedanken sind weit vom Irdischen entfernt, denn sie gehen nach dort zurück, wo ihr Ausgang war. Der irdisch gesinnte Mensch wird niemals diese Kraft vermittelt bekommen, denn es hieße dies ihn wider seinen Willen wissend machen.... Die Kraft aus Gott ist gleichbedeutend mit Licht und Wissen. Wer sie empfängt, muß auch an Wissen zunehmen. Würde dem Menschen aber das Wissen vermittelt gegen seinen Willen, so wäre er dieses nicht zu fassen imstande, und daher erklärt es sich auch, daß selbst das von oben empfangene Wort, das dem Menschen Aufschluß gibt über jegliche Frage, unverständlich bleibt dem das Wissen nicht begehrenden Menschen und es daher auch abgelehnt wird, denn es kommt nur als bloßes Wort zu ihm, nicht aber als göttliche Offenbarung, und er hört dieses Wort nur mit den Ohren, nicht aber mit dem Herzen. Also ist sein Gedankengang nur auf irdische Dinge gerichtet. Er ist also rein verstandesmäßig tätig, d.h., es wirkt in ihm nur die Kraft, die ihm zum Bestehen, zum Leben, gegeben wurde, die aber nicht ausreichend ist zum Erfassen göttlicher Weisheit. Soll ihm diese verständlich werden, so muß er sich mit geistigen Kräften in Verbindung setzen bewußt oder unbewußt.... Er muß sie bitten um ihren Beistand oder wollen, daß andere, d.h. geistige Gebiete ihm erschlossen werden.... Dieser Wille ist unbewußtes Anfordern geistiger Kraft, und ihm wird entsprochen werden, indem seine Gedanken nun jene Richtung nehmen, die zur Wahrheit führt....

Amen

Vertaler
This is an original publication by Bertha Dudde