• Terug

Het wezen van de liefde

De essentie van al het geestelijke is de liefde. Het is een in het gevoelsleven tot uiting komende kracht, die al naar sterkte en diepte verschillend gelukkig maakt. Het is een gevoel, dat verbinding zoekt met het door haar gegrepen object. Dat alles naar zich toe zou willen trekken, omdat de samensmelting onuitsprekelijk gelukkig makend is. Er bestaat geen innigere verbinding dan de samensmelting in liefde. Er bestaat geen kracht, die sterker is dan de liefde. De liefde is de hoogste vervulling en het summum van alle gelukzaligheid. Want de liefde is goddelijk. Ze is de stroom, die het heelal onophoudelijk doorstroomt om onophoudelijk hetgeen zich wil verwijderen, op te rapen en samen te smelten, zodat het hier onuitsprekelijk gelukkig door wordt.

De liefde is in zichzelf onveranderlijk. Maar ze kan als voorwerp van haar verlangen dat kiezen, wat van God verwijderd is. En dan is het een verkeerde liefde, die het kwaad betreft, die dus de samensmelting zoekt met dat, wat zich van God verwijderd heeft. Het is hetzelfde gevoel, dat zich uit, maar het onderwerp van dit gevoel is een andere pool, het is de vijandige kracht. En zodoende kan de liefde zich op de ene of op de andere pool richten en het richten op de ene zal steeds het afkeren van de andere betekenen.

De liefde is dus als het ware een gevoel, die zijn oorsprong heeft in God. Die in het heelal uitgezonden wordt en nu weer zowel de aaneensluiting met zijn Schepper kan zoeken, alsook met Diens tegenpool, die eveneens de krachtuitstraling uit God, de liefde, nodig heeft om te kunnen heersen en machtig te kunnen zijn. Elke schenking van liefde aan juist deze kracht vergroot deze kracht. Elke terugkaatsing naar het punt van waar het vandaan kwam, vermindert de kracht van de tegenstander en vergroot de goddelijke kracht.

Alles wat door de liefde met elkaar verbonden is, stroomt onstuitbaar terug naar het punt, waar de liefde van uitgegaan is. En omdat de liefde iets geestelijks is, iets wat niet grijpbaar is, maar alleen door de ziel te bespeuren valt, moet het uitgangspunt ook iets geestelijks zijn. Iets ondoorgrondelijks, niet waarneembaar voor de lichamelijke zintuigen.

Maar als deze door de ziel gevoelde liefde aan aardse zaken verspild wordt, doordat ze verbinding zoekt met aardse goederen, dat wil zeggen met de materie, die toebehoort aan het rijk van de duisternis, dan zoekt ze dus tegelijkertijd verbinding met de heer van de duisternis. Ze verwijdert zich van haar uitgangspunt. Ze verlangt naar de tegenpool van God en zodoende is het een verkeerde liefde, die de samensmelting zoekt met al het geestelijke, dat in strijd is met God.

De liefde voor bezit, voor aards geluk, voor het aardse leven en voor alle materie is zo’n verkeerde liefde, die niet naar God leidt, maar naar Diens tegenstander. En de samensmelting met dit, wat door haar verlangd wordt, brengt ook een onvolmaakt geluksgevoel teweeg, dat tijdelijk is en alleen maar een schijngeluk betekent voor het wezen, dat zulke liefde voedt, terwijl de zuiver goddelijke liefde, die het geestelijke betreft, al op aarde en eens in het hiernamaals onverstoorbaar geluk veroorzaakt, dat eeuwigheden trotseert. Want deze liefde leidt naar God, Die de liefde Zelf is.

Amen

Das Wesen der Liebe....

Der Inbegriff alles Geistigen ist die Liebe.... Sie ist eine im Gefühlsleben sich äußernde Kraft, die je nach Stärke und Tiefe verschieden beglückt.... sie ist ein Gefühl, das Verbindung sucht mit dem von ihr erfaßten Objekt, das alles zu sich heranziehen möchte, weil der Zusammenschluß unsagbar beglückend ist. Es gibt keine innigere Verbindung als der Zusammenschluß in Liebe. Es ist keine Kraft, die stärker ist als die Liebe, es ist die Liebe die letzte Erfüllung und der Inbegriff aller Seligkeit. Denn es ist die Liebe göttlich, sie ist der Strom, der unaufhörlich das Weltall durchfließt, um unaufhörlich Sich-entfernen-Wollendes aufzusammeln und zu verschmelzen zur unsäglichen Beglückung dessen. Es ist die Liebe unwandelbar in sich, sie kann nur als Objekt ihres Verlangens etwas wählen, was Gott-fern ist.... Und dann ist es eine verkehrte Liebe, die dem Bösen gilt, also den Zusammenschluß sucht mit dem, was sich von Gott entfernt hat. Es ist das gleiche Gefühl, das sich äußert, jedoch der Gegenstand dieses Gefühles ein anderer Pol, er ist Gegenkraft. Und also kann die Liebe sich dem einen oder dem anderen Pol zuwenden, und das Zuwenden zu dem einen wird immer das Abwenden vom anderen bedeuten. Es ist also gleichsam die Liebe ein Gefühl, das seinen Ursprung hat in Gott, in das Weltall ausgesendet wird und nun aber sowohl wieder den Zusammenschluß suchen kann mit seinem Schöpfer als auch mit Dessen Gegenpol, der gleichfalls die Kraftausstrahlung aus Gott, die Liebe, benötigt, um herrschen zu können und mächtig zu sein. Jede Zuwendung von Liebe eben dieser Macht vergrößert sie, jede Rückstrahlung zum Ausgangsort vermindert die Kraft des Gegners und vermehrt die göttliche Kraft.... Alles, was durch die Liebe miteinander verbunden ist, strömt unaufhaltsam dem Ausgangsort der Liebe zu, und da die Liebe etwas Geistiges ist, etwas nicht Greifbares, sondern nur mit der Seele zu Spürendes, muß auch der Ausgangsort etwas Geistiges sein.... etwas Unergründliches, mit den körperlichen Sinnen nicht Wahrnehmbares. Wird aber dieses mit der Seele zu Empfindende auf irdische Dinge verschwendet, indem sie Verbindung sucht mit irdischem Gut, d.h. mit der Materie, die dem Reich der Finsternis angehört, so sucht sie also gleichzeitig Verbindung mit dem Herrn der Finsternis. Sie entfernt sich von ihrem Ausgangsort, sie verlangt zum Gegenpol Gottes, und also ist es eine verkehrte Liebe, die den Zusammenschluß sucht mit allem in Widerspruch zu Gott stehenden Geistigen. Es ist die Liebe zum Besitz, zu irdischem Glück, zum Erdenleben und zu jeglicher Materie eine solche verkehrte Liebe, die nicht zu Gott führt, sondern zu Dessen Gegner. Und der Zusammenschluß mit diesem von ihr Begehrten löst auch nur unvollkommenes Glücksempfinden aus, das zeitlich begrenzt ist und nur ein Schein-Glück bedeutet für das Wesen, das solche Liebe nährt, während die reine göttliche Liebe, die dem Geistigen gilt, unzerstörbares Glück auslöst auf Erden schon und dereinst im Jenseits, das Ewigkeiten überdauert.... Denn es führt diese Liebe zu Gott, Der die Liebe Selbst ist....

Amen