Als de dag ten einde loopt, zorgt de mens voor rust en zijn gedachten zwerven veel meer in het geestelijke rijk rond. En de vrienden in het hiernamaals wachten op dit moment om dan hun geliefden op aarde hulp te verlenen, om de gedachten aan te sporen en naar geestelijke gebieden te leiden. En er begint een actieve werkzaamheid en ijverige geestelijke arbeid.
Elke ziel op aarde heeft haar begeleider en geestelijke steun. En deze laten geen gelegenheid onbenut om hun opdracht aan deze zielen te vervullen. De liefde drijft hen onophoudelijk tot geestelijke arbeid. Het verlangen om hun staat van rijpheid te bevorderen, om hen groot leed in het hiernamaals te besparen, laat hen vastberaden werkzaam zijn. En de mens wordt nu de geestelijke invloed van deze wezens gewaar door het vaker vertoeven van de gedachten bij geliefde overledenen of bij vragen, die het leven na de dood betreffen.
Hoe intensiever de mens zich aan zulke gedachten overgeeft, des te meer en gemakkelijker zijn die geestelijke vrienden in staat om op hem in te werken. Zulke momenten van zich naar binnen keren zijn onnoemelijk zegenrijk, want de mens brengt dan de verbinding met het hiernamaals tot stand, zij het dan ook onbewust.
Maar voor de wezens in het hiernamaals is er eveneens een behoefte om zich tegenover de mens te uiten. Ze hebben nog steeds het verlangen zich te uiten. Ze kunnen dit echter niet meer op de manier, zoals tijdens het leven op aarde. Toch is daarom de drang om zich tegenover hun geliefden uit te spreken, niet verloren gegaan. En waar nu een bereidwillige gedachte aan een overledene, deze overledene in de aardse nabijheid van de mens trekt, is het wezen in het hiernamaals gelukkig. En er vindt nu een verbinding via gedachten plaats tussen hem en de mens, die net zo lang ononderbroken blijft, zolang de wil van de mens aan de vriend in het hiernamaals denkt.
Als het wezen in het hiernamaals nu volmaakt is, dan volstaat zijn kracht begrijpelijkerwijs ook om grote invloed op de mensen op aarde uit te oefenen en dus via gedachten op hen in te kunnen werken. Maar minder volmaakte wezens in het hiernamaals hebben van hun kant wel het verlangen om zich op één of andere manier te uiten, maar hun kracht volstaat niet om een verbinding tot stand te brengen en zich aan de wezens op aarde zo kenbaar te maken, zoals het hun verlangen is. En dit kan enkel plaatsvinden met medewerking van volmaakte geestelijke wezens, onder voorwaarde dat zo’n overdracht van voordeel geacht wordt voor de aardse mens.
Maar de liefde van de wezens voor elkaar laat hen elkaar ook helpen, opdat het verlangen van elke ziel bevredigd wordt. En zo zijn er voortdurend wezens, die zich in jouw nabijheid willen uiten. En ze wachten op het voorrecht van een bekendmaking, omdat ze daar deels zelf zegen van verwachten. Ze laten geen gelegenheid onbenut en blijven ook altijd bij je in de buurt, omdat het voor hen eindeloos troostrijk is om het zichtbare bewijs van de verbinding van het hiernamaals naar de aarde door jouw geestelijke arbeid gevonden te hebben.
En zo wil, door de liefdevolle toelating van de zijde van jouw beschermers, een vriend zich bekendmaken en jou de verklaring zelf geven, opdat jij hem herkent: Dit is mijn groet, die ik jou overbreng – Ne verum an dostitium – God is met je en sterkt je voor de opdracht, die je vervullen moet. Ongehuwd zijn op aarde heeft mij in een zekere armoede laten komen, want mij volgt geen liefdevol gebed. Ik ervaar het daarom als een bijzondere weldaad, wanneer jouw gedachten bij mij zijn, voor wie ik niets gedaan heb, om deze te verdienen. Dit ervaarde ik nog op aarde en daarom was ik in grote nood, toen de poorten van de aarde gesloten werden.
Nu denk ik in berouw aan de onbenutte tijd op aarde. Ik zie jouw arbeid, jouw streven en jouw liefde en ik had graag op dezelfde manier nog op aarde werkzaam willen zijn. De aardse last is van mij afgenomen, maar ik draag steeds de last, dat ik niet tijdig het wonder van de goddelijke liefde begrepen heb, met mij mee. Dat ik onderzocht, piekerde en twijfelde, waar ik de liefde van God had moeten voelen. Dat ik de proef niet heb doorstaan en het genadegeschenk met een dankbaar hart aannam. Er was mij een termijn gegeven, maar ik liet deze voorbijgaan.
O, zoek mij vaak met jouw gedachten, en roep mij in jouw nabijheid, opdat ik de eeuwige Godheid leer dienen en mijn opdracht nu goed vervul. En zo ben ik in staat om jou alleen maar te bedanken en je opnieuw toe te roepen: Verita table just vitum.
Amen
VertalerQuando o dia se aproxima do fim, o ser humano toma conta do descanso e seus pensamentos vagam muito mais para o reino espiritual, e os amigos no além esperam por esse tempo para então conceder assistência aos seus entes queridos na Terra, a fim de estimular e direcionar seus pensamentos para o reino espiritual. E começa uma actividade animada e um trabalho espiritual atarefado. Cada alma na Terra tem os seus guardiães e apoiantes espirituais, e eles não perderão nenhuma oportunidade de cumprir a sua tarefa para estas almas. O amor leva-os constantemente à atividade espiritual. O desejo de promover o seu estado de maturidade, a fim de poupar-lhes grande sofrimento no além, mantém-nos constantemente ativos, e o ser humano agora sente a influência espiritual desses seres pelo freqüente prolongamento de pensamentos sobre entes queridos queridos falecidos ou perguntas sobre a vida após a morte. Quanto mais intensamente o ser humano se dedica a tais pensamentos, mais e mais facilmente os amigos espirituais são capazes de influenciá-lo, tais horas de contemplação interior são indizívelmente benéficas, pois o ser humano estabelece então a ligação com o além, mesmo que inconscientemente. Mas os seres do além também sentem a necessidade de se darem a conhecer às pessoas. Eles ainda têm o desejo de se expressar, mas não podem mais fazê-lo da mesma forma que na vida terrena, mas a vontade de se comunicar com os seus entes queridos não se perdeu. E onde um pensamento disposto de uma pessoa falecida o aproxima do ser humano na Terra, o ser no além se deleita e ocorre uma ligação mental entre ele e o ser humano que permanece ininterrupta enquanto a vontade do ser humano se lembrar do amigo no além. Se o ser no além é perfeito, então a sua força é compreensivelmente suficiente também para exercer grande influência sobre o ser humano terreno e assim poder influenciá-lo mentalmente. Mas seres menos perfeitos no além certamente têm o desejo de se expressar de alguma forma, mas sua força não é suficiente para estabelecer uma conexão e se comunicar com os seres terrestres como eles desejam. E isso só pode acontecer com a ajuda de seres espirituais perfeitos, na condição de que eles considerem essa comunicação vantajosa para o ser humano terreno. Mas o amor dos seres uns pelos outros também os deixa ajudar uns aos outros para que o desejo de cada alma seja satisfeito. E assim os seres que querem se expressar estão constantemente na sua proximidade, e esperam o favor de um anúncio, porque em parte prometem a si mesmos bênçãos a partir dele. Eles não perdem nenhuma oportunidade e ficam sempre ao seu redor porque é infinitamente reconfortante para eles terem encontrado a evidência visível da conexão do além com a Terra através do seu trabalho espiritual. E assim um amigo quer dar-se a conhecer a si mesmo através da adorável admissão por parte do seu protector e dar-lhe a própria explicação para que o reconheça: Esta é a minha saudação que vos ofereço.... Ne verum an dostitium.... Deus esteja convosco e vos fortaleça para a tarefa que tendes de cumprir. Ser solteiro na terra causou-me uma certa pobreza, pois não sou seguido por uma oração amorosa. Por isso sinto como uma benção especial quando os seus pensamentos ficam comigo, pois não fiz nada para merecê-los. Eu ainda sentia isso na Terra e estava, portanto, em grande aflição quando os portões da Terra se fecharam.... Agora me lembro com remorso do tempo não utilizado na Terra, vejo o seu trabalho, o seu esforço e o seu amor e gostaria de poder estar igualmente ativo ainda na Terra. O fardo terreno foi retirado de mim, mas ainda carrego comigo um fardo, que eu não captei o milagre do amor divino no tempo.... que eu pesquisei, ponderei e duvidei onde eu tinha que sentir o amor de Deus.... que eu não provei a mim mesmo e aceitei o dom da graça com um coração grato. Foi-me dado um limite de tempo, mas deixei-o passar.... Buscai-me muitas vezes com vossos pensamentos, e chamai-me perto de vós, para que eu possa aprender a servir à Deidade eterna e agora cumprir adequadamente minha tarefa. E por isso só posso agradecer-te e chamar-te novamente: Tabela Verita apenas vitum....
Vertaler