Dus zullen de mensen die het voortleven bewust ontkennen er ook niet voor terugschrikken, zelf aan hun aardse leven een einde te maken. Want als ze zich van hun aardse leven ontdoen, geloven ze, daarmee aan alles een einde te maken. Maar zij denken er niet aan wat het gevolg van hun handelen is als hun opvatting verkeerd is.
Wat zij weggooien is alleen de buitenkant, niet echter het leven zelf. Dat gaat voor hen gewoon weer door, want dat is niet te vernietigen, noch op aarde, noch in het hiernamaals. Het is in de ware zin van het woord onvergankelijk, dus van eeuwigheidsduur. Een einde daarvan is onmogelijk omdat de Schepper Zelf dat wezen uit Zich heeft voortgebracht, en alles wat goddelijk is in zijn oersubstantie - kan onmogelijk ooit vergaan.
En zo heeft de Schepper in Zijn Wijsheid ook bepaald dat er voor het wezen geen beperking is gesteld, om de volmaakte staat te bereiken. Dat het wezen bezig kan zijn steeds hoger te komen en dus voortdurend werken en geven alsook ontvangen kan, zonder ooit uitgeput te raken of van de eeuwige GODHEID het uiterste gevergd te hebben. De mens op aarde kan zich het begrip „eeuwigheid“ heel moeilijk voorstellen, zoals hem ook de onvergankelijkheid niet helemaal kan worden duidelijk gemaakt - want op de aarde is er niets wat onvergankelijk zou zijn. En de onvergankelijkheid van de ziel kan hem ook niet bewezen worden, maar moet door hem geloofd worden.
Het tijdsbesef eeuwigheid is eveneens niet met het menselijke verstand te analyseren, want de poging daartoe kan onmogelijk tot een resultaat leiden als er niets aards is waar de mensen het mee kunnen vergelijken. Er wordt door de mens alleen dan iets als waarheid aangenomen als het door bewijzen gestaafd kan worden, en zodoende blijft ook hier weer alleen het geloof. De mens moet geloven wat hem niet bewezen kan worden, en hij moet daarom de onvergankelijkheid van het wezen tot in alle eeuwigheid vooropstellen bij al het overige denken.
Amen
VertalerAinsi ces hommes qui nient la continuité de la vie, ne sont pas effrayés par la pensée de mettre fin eux-mêmes à leur vie terrestre, parce qu'avec cela ils croient provoquer la fin de tout, mais ils ne réfléchissent pas aux conséquences de leur action dans le cas où leur point de vue serait erroné. Car en faisant cela ils détruisent seulement la coque extérieure, et pas la vie elle-même; celle-ci doit continuer à vivre, parce qu'elle n'est pas destructible, ni sur la Terre, ni dans l'au-delà, car elle est au vrai sens du mot immortelle, donc d’une durée éternelle. Il n'est pas possible de mettre une fin à ce que le Créateur a créé tout seul, et il est impossible que tout ce qui est divin dans sa Substance, puisse finir. Et ainsi le Créateur a ordonné dans Sa Sagesse, qu’il ne soit pas posé de limites à l’être dans la réalisation de l'état de perfection, que même dans l'Éternité il puisse constamment progresser vers le Haut, et que donc il puisse donc continuellement agir et donner, comme aussi recevoir, sans jamais avoir épuisé ou bien avoir reçu une ultime chose de l'éternelle Divinité. Ce concept n’est pas concevable pour l'homme terrestre, de même qu’il est impossible de lui expliquer le concept d’immortalité définitive et même l'immortalité de l'âme ne peut pas lui être démontrée, mais elle doit être crue par lui. De même le concept de temps comme «l’Éternité» n'est pas analysable par l'esprit humain, parce qu'il est impossible qu’une tentative de compréhension de cela conduise à un résultat que l'homme pourrait appliquer à un exemple terrestre. L'homme accepte quelque chose comme Vérité seulement lorsqu’il peut en avoir une démonstration. Et ainsi ici il reste une fois de plus seulement la foi. L'homme doit croire ce qui ne peut pas lui être démontré, et donc l'immortalité de l'être durant l'Éternité doit précéder toute autre pensée.
Amen
Vertaler