Het grootste probleem van de tegenwoordige tijd is het zich meester maken van aardse goederen. Het probleem neemt ontzettend toe en er zullen eindeloze tijden voorbijgaan, voordat de gevolgen van zulke voornemens weer tenietgedaan zijn.
Op het openbare leven is slechts in beperkte mate ingrijpen mogelijk, want dit zouden weer talloze aanhangers van de Mammon kunnen gebruiken, doordat ze zich wederrechtelijk zouden proberen toe te eigenen wat de goedheid van God de mens tot zijn zielenheil zou willen ontnemen. Want het aardse goed moet beschikbaar zijn om de kracht van de mensen te testen en hun wil en verlangen ernaar af te wenden, want alleen een vrijwillig opgeven van zulke lokkende bekoorlijkheden kan de scheiding van de ziel en de materie bewerkstellingen.
Wanneer de arm van God zich nu uit zou willen strekken over al degenen, die bezit hebben, hen met geweld hun bezit afneemt of het vernietigt, dan zou nooit een zich met volledige wil vrijwillig afkeren van bezit hen die geestelijke trede laten bereiken en daarom moeten alle verleidingen voor de ziel op de aarde blijven bestaan, opdat de mens zichzelf overwint en zich bevrijdt van het verlangen naar alles, wat de wereld maar biedt.
Wanneer de mensen nu op zo’n verschrikkelijke manier naar geld en goederen streven, zodat ze alleen daaraan, maar nooit aan hun zielenheil denken, dan bestaat er in zo’n tijd ook een enorm gevaar voor de mensheid. En dit gevaar kan alleen maar voorkomen worden van de zijde van de Heer, doordat de nietigheid van al het aardse bezit de mensen voor ogen gebracht wordt door natuurrampen, ziekten en andere gebeurtenissen, die alle bezit verminderen en het geheel laten verdwijnen zonder door de andere hand gegrepen te worden, opdat de prikkel tot de zonde klein wordt en de mensen gemakkelijk de veroorzaker van hun vermeende schade herkennen.
Want er moet in zekere zin goed over nagedacht worden, wanneer heel duidelijk het ingrijpen van een hogere macht op te merken is. Steeds opnieuw moet er weer geschud worden aan dat, wat de mens maar al te zeker gelooft te bezitten en angstig zou willen beschermen tegen de wereld en de medemensen. Want dit alleen willen bezitten, is het, wat voor God verfoeilijk is.
De goederen van degene, die have en goed bereidwillig deelt met de naasten, van wie het bezit maar gering is, die van zijn overvloed de armen ondersteunt, vervullen het ware doel en zullen voor de mensen behouden, zelfs vermeerderd worden. En de mens zal nooit hoeven te vrezen om in grote nood te geraken, wanneer hij zich steeds inspant om de nood van de armen te verminderen. Want zoals je toemeet, zul je ook toegemeten worden.
Degene, die eerst aan zichzelf en zijn welzijn denkt, moet verwachten, dat de Heer Zich aan hem doet gevoelen en hem juist daar te pakken neemt, waar hij het gevoeligst te pakken is. Dat zijn have en goed hem afgenomen en zijn vermeende leven in twijfel getrokken wordt. En pas dan moet de ziel zich waarmaken, zodat ze de uitweg uit de lichamelijke nood vindt en van haar kant nu alles doet om voor de Heer welgevallig te leven en naar geestelijke goederen streeft.
Geld en goederen betekenen op aarde wel macht, maar in de eeuwigheid niet. Daar zal alles zonder kracht zijn. De zielen van degenen, die op aarde macht en rijkdom voor hun God aanzagen, zullen in alle nederigheid leven, terwijl velen, die afkering waren van de goederen van de wereld en hun nietigheid beseften, boven hen geplaatst worden.
Amen
VertalerDer Gegenwart größtes Problem ist das Erfassen irdischen Gutes. Es wächst sich geradezu unheimlich aus, und es werden endlose Zeiten vergehen, ehe die Folgen solchen Vorhabens wieder getilgt sind.... Auf das öffentliche Leben ist nur in beschränktem Maß einzugreifen möglich, denn es könnten sich wieder zahllose Anhänger des Mammons dies zunutze machen, indem sie sich widerrechtlich anzueignen versuchten, was die Güte Gottes zu seinem Seelenheil dem Menschen entziehen möchte. Denn es muß das irdische Gut vorhanden sein, um die Stärke der Menschen zu prüfen und ihren Willen und die Begierde davon abzuwenden, denn nur ein freiwilliges Aufgeben solcher Lockreize kann die Trennung der Seele von der Materie bewirken. Wenn sich nun der Arm Gottes erstrecken möchte auf alle Besitzenden, ihnen gewaltsam den Besitz nehmend oder zerstörend, so würde nimmermehr ein freies Abwenden mit vollem Willen jene geistige Stufe erreichen lassen, und darum müssen alle Versuchungen für die Seele auf der Welt bestehenbleiben, auf daß der Mensch sich selbst überwinde und sich löse von dem Verlangen nach allem, was immer die Welt bietet. Wenn nun die Menschen in so erschreckender Weise nach Geld und Gut trachten, daß sie nur dessen, doch nimmer ihres Seelenheiles gedenken, so liegt in einer solchen Zeit eben auch eine ungeheure Gefahr für die Menschheit, und es kann dieser Gefahr nur begegnet werden von seiten des Herrn, daß die Hinfälligkeit alles irdischen Besitzes den Menschen vor Augen gestellt wird durch Naturkatastrophen, Krankheiten und sonstige Ereignisse, die allen Besitz verringern und ihn gleichsam gänzlich vergehen lassen, ohne von anderer Hand ergriffen zu werden, auf daß der Anreiz zur Sünde klein werde und die Menschen leicht den Urheber ihres vermeintlichen Schadens erkennen. Denn es ist in gewissem Sinn wohl zu überlegen, wenn ganz deutlich erkennbar das Eingreifen einer höheren Macht zu spüren ist. Es muß immer und immer wieder gerüttelt werden an dem, was der Mensch nur allzusicher zu besitzen glaubt und ängstlich hüten möchte vor der Welt und den Mitmenschen. Denn dieses alleinige Besitzen-Wollen ist es, was vor Gott verabscheuungswürdig ist.... Wer sein Hab und Gut willig teilt mit dem Nächsten, dessen Besitz nur schmal ist.... wer von seinem Überfluß die Armen unterstützt, dessen Güter erfüllen den wahren Zweck und werden dem Menschen auch erhalten, ja vermehrt werden.... Und es wird der Mensch nie zu fürchten brauchen, in große Not zu geraten, wenn er immer bemüht ist, die Not der Armen zu lindern.... Denn wie du zumessest, so wird auch dir zugemessen werden.... Wer immer zuerst an sich und sein Wohlleben denkt, hat zu gewärtigen, daß der Herr Sich ihm bemerkbar macht und gerade dort ihn erfaßt, wo er am empfindlichsten zu fassen ist.... daß sein Hab und Gut ihm genommen und sein vermeintliches Wohlleben in Frage gestellt wird, und dann erst muß sich die Seele bewähren, daß sie aus der körperlichen Not herausfindet und ihrerseits nun alles tut, um dem Herrn wohlgefällig zu leben und nach geistigem Gut zu trachten. Auf Erden bedeutet wohl Geld und Gut Macht, nicht aber in der Ewigkeit.... Dort wird alles hinfällig sein, es werden in aller Niedrigkeit die Seelen derer leben, die auf Erden Macht und Reichtum als ihren Gott ansahen, dagegen über vieles gesetzt sein, die den Gütern der Welt abhold waren und ihre Nichtigkeit erkannten....
Amen
Vertaler