B.D.-Nr. 2269
De mensen hebben het aan zichzelf te wijten, als ze de juiste verhouding tot God niet vinden, omdat ze niets doen om de genaden van het verlossingswerk te verwerven. De wilskracht zal afnemen bij degenen, van wie het geloof in Jezus Christus en Zijn verlossingswerk zwak is, want ze kunnen dan alleen maar kracht halen als ze het verlossingswerk van Christus erkennen en aanspraak maken op de door Zijn dood verworven genaden.
Jezus kende de zwakte van het menselijke geloof en de daaruit voortkomende zwakke wil en Hij wist ook, dat de mensen zich nooit met zo’n zwakke wil aan de macht van de tegenstander konden onttrekken. En daarom stierf Hij de martelende dood aan het kruis. Hij bracht een buitensporig sterke wil op en offerde deze wil aan de Vader in de hemel voor de gehele mensheid, zodat iedereen, die dit verlossingswerk van Hem erkent, eveneens God om de sterke wil vragen kan en God nu de wil van de mens versterkt, zodra ze in Jezus Christus als de Verlosser van de wereld geloven. Want dit zijn Zijn aanhangers. Dit zijn Zijn verlosten, wanneer de wil in hen ontwaakt om zich door Hem te laten verlossen.
Er bestaat geen andere weg naar de verlossing dan via Hem. En wie nu in het geloof in Hem wil dat hij vrijkomt van de hem kwellende macht, die zal ook de kracht ontvangen om zijn wil tot uitvoering te brengen. Dat wil zeggen dat hij al dat kan doen, wat hem opwaarts brengt. Hij zal de verbinding met God tot stand kunnen brengen. Hij zal vurig tot Hem kunnen bidden. Hij zal in staat zijn om lief te hebben, dus bereidwillig zijn om te dienen en te geven en zich daardoor steeds weer inniger met God kunnen verbinden. Het zal hem niet aan kracht ontbreken en zijn wil zal steeds op God gericht zijn.
Deze genade heeft Jezus Christus voor de mensen verworven door Zijn dood aan het kruis. Hij heeft het door Zijn sterven alle mensen gemakkelijker willen maken om rijp te worden, voor wat de ziel betreft, en zodoende moet Hij nu het geloof in Zijn verlossingswerk eisen, want als de mensen niet kunnen geloven, zullen ze ook nooit aanspraak maken op Zijn genade en dan nooit in staat zijn om zich uit eigen kracht te verlossen. Dat wil zeggen uit eigen kracht in liefde werkzaam te kunnen zijn en de vijandelijkheden van de tegenstander te kunnen weerstaan.
Want de macht van de tegenstander van God was heel groot vóór het verlossingswerk en ze is nog steeds ongebroken voor de mensen, die Jezus Christus en Zijn verlossingswerk niet erkennen. Over hen heeft hij nog grote macht, die dit gevolg heeft, dat de wil zwak is en ze niet in staat zijn om dat te doen, wat ze willen. Steeds zullen ze het onderspit delven tegen de verleiding, die de tegenstander hen in de weg legt, want God staat hen niet hulpvaardig ter zijde, omdat ze Hem niet erkennen, dus geen aanspraak maken op Zijn hulp, Zijn genade. Het is een vergeefse strijd, die de mensen nu voeren. Ze zullen steeds weer terugvallen in hun fouten en zwakheden, omdat ze niet bewust naar de genaden van het verlossingswerk verlangen, waarvan God een vrij komen uit de macht van de tegenstander afhankelijk gemaakt heeft.
Amen