B.D.-Nr. 2228a
Jezus Christus was de verkondiger van de waarheid en zal dit tot in alle eeuwigheid blijven. En degenen, die aanhangers van Hem zijn, zullen zich ook in de waarheid bevinden, zodra ze Hem daarom vragen, dus de sterke wil hebben om de waarheid te kennen, die Jezus Christus aan de mensen op aarde bekendgemaakt heeft.
Maar deze wil moet zo tot uiting komen, dat de mens zijn hart opent om naar de stem van God te luisteren. Dat hij God in een vurig gebed moet vragen en nu op het antwoord wacht, dat hem toegestuurd wordt. God laat zo’n gebed niet onverhoord, want degenen die ernaar verlangen om in de waarheid te staan, zijn Zijn ware kinderen, aan wie Hij Zich openbaart. Die Hij met vreugde onderwijst, opdat ze de juiste kennis hebben.
Wat mensen leren, is zelden de zuivere waarheid, tenzij ze de waarheid van God hebben ontvangen. Maar hoe zelden laten de mensen zich door God onderwijzen en hoe zelden is daarom de zuivere waarheid aan te treffen, ofschoon de leringen als waarheid aangeboden worden? Zelfs waar de mensen de wil hebben om de waarheid door te geven, wordt vaak dwaling verspreid, omdat ze geen verbinding hebben met God. Omdat ze niet het contact tot stand brengen, dat noodzakelijk is om de genade van het vermogen om inzicht te hebben te ontvangen. Het innige contact met God is er de enige zekerheid voor, dat de mens in de waarheid staat. Dat hij de waarheid ontvangt en deze ook uit kan delen.
De wil van de mens is echter pas dan volledig aan de goddelijke wil onderworpen, als hij zich enkel door God laat leiden. Als hij zich niet door de mensen laat overhalen om dit of dat te doen, maar hij zich uit eigen beweging geheel aan God overgeeft. Als hij zich in het hart gedrongen voelt om zich met God in verbinding te stellen en zich aan Hem als Zijn dienaar aanbiedt, zonder enige beïnvloeding van buitenaf. Van de wereld of van de medemensen. De liefde voor God moet hem aansporen om werkzaam voor Hem te zijn en God beloont deze liefde.
Hij neemt hem aan als arbeider in Zijn wijngaard. En leidt hem eerst op, opdat hij zijn taak goed kan vervullen. Hij onderwijst hem. Hij leidt hem de geestelijke kennis binnen, want zijn werkzaamheid bestaat erin om deze kennis te verspreiden. Dat is het zaad, dat uitgezaaid moet worden op de akker. Dat vrucht draagt en eens een rijke oogst op moet leveren. En het zijn de arbeiders in de wijngaard van de Heer, die onophoudelijk bezig zijn om het zaad, dat de zuivere waarheid uit God is, uit te zaaien in het hart van de mens, opdat het in een goede bodem opkomt, want slechts het goede zaad kan goede vrucht opleveren. Enkel de zuivere waarheid draagt de kracht in zich om de mens tot een kind van God te vormen.
De drager van de zuivere waarheid was Jezus Christus en Zijn leer was het zuivere woord van God. Het was de goddelijke leer van de liefde, die Hij nu aan Zijn discipelen gaf en hen tot Zijn eerste arbeiders in Zijn wijngaard maakte. Want ze waren ten diepste verbonden met hun goddelijke Leermeester en ze ontvingen zodoende van God Zelf steeds weer de zuivere waarheid om deze te verspreiden, zoals het de wil van God was.