Een geestelijke ervaring is de vervulling van het verlangen

Pas in een geestelijke ervaring vindt de mens de meest volkomen bevrediging, want voordien was hij nooit volkomen bevredigd en het aardse leven kan hem wel vervulling van zijn aardse wensen brengen, toch zal hij niet gelukkig zijn en geen wensen meer hebben, want zijn ziel voelt dat de volledige vervulling van zijn aardse verlangens haar geen voordeel oplevert en haar verlangen betreft de vervulling van het geestelijke verlangen.

Maar zodra de mens zich met geestelijke gedachten bezighoudt, wordt het hartstochtelijke verlangen van de ziel gestild en pas nu is ze tevreden. Want ze wordt nu overeenkomstig haar verlangen bedacht. En aardse wensen treden naar de achtergrond. Ze kunnen de ziel niet meer bekoren, terwijl de honger naar een geestelijke ervaring voortdurend in haar toeneemt.

Elk geestelijk onderhoud maakt de mens gelukkig. Elke geestelijke opheldering maakt hem blij en daarom moet hij voortdurend rijpen, omdat zijn verlangen naar geestelijke goederen voortdurend toeneemt en hij overeenkomstig zijn verlangen geestelijke rijkdom ontvangt. Een mens, die eenmaal geestelijk voedsel geproefd heeft, zal nooit terugvallen en bezwijken voor de verleidingen van de wereld, want wat de wereld hem ook biedt, het kan de zegen van de geestelijke goederen niet evenaren. Nooit zal een aardse vreugde een vervanging kunnen zijn voor een geestelijke overdracht, zodra de mens eenmaal het inzicht heeft.

Bijgevolg moet het verlangen naar de wereld steeds minder worden. Er zal spoedig niets meer zijn, wat aantrekkingskracht uitoefent op een mens, wiens geest ontwaakt is en die nu in contact gekomen is met het geestelijke buiten zichzelf. Dit contact levert zijn ziel groot voordeel op en dit wordt door haar als weldadig ervaren. De ziel heeft zich nu bewust aangesloten bij de geest in haar en de geest leidt haar nu naar het juiste inzicht, wat voor de ziel weer van het grootste belang is, want dit is al de intrede in het geestelijke rijk, ofschoon de mens nog op aarde verblijft.

Als de ziel zich probeert vrij te maken van haar lichamelijke omhulsel, doordat haar gedachten zich buiten het aardse bevinden, dan heeft ze de materie al overwonnen. Ze schenkt geen aandacht aan wat met de aarde verbonden is en ze zoekt het rijk op, dat haar eigenlijke vaderland is. En pas daar vindt ze de ware vrede, ofschoon ze alleen maar kortstondig buiten de aarde verblijven kan, omdat het lichaam haar steeds weer terugtrekt, zolang het nog met haar verbonden is. Ze vervult dus nu haar aardse taak, maar doet dit meer als plicht en niet uit eigen verlangen.

Maar zodra ze de aardse taak heeft vervuld en zich vrij kan maken, trekt ze zich weer in het geestelijke rijk terug. Geestelijke waarheden zijn haar voeding en het wordt lichter in haar en haar kennis neemt toe, zodra ze gevoed wordt in het geestelijke rijk. En begrijpelijkerwijs moet nu ook de ziel rijpen, want ze heeft haar ware doel herkend. Ze heeft het aardse leven gebruikt voor de toenadering tot de geest in haar. Ze heeft al het aardse leren verachten en ze verlangt alleen nog maar naar het geestelijke rijk, want alleen daar vindt ze vervulling van haar vurige verlangens.

Amen

Vertaald door: Peter Schelling

Deze openbaring is niet opgenomen in de themaboekjes.