0929 Ontwaken uit de geestelijke slaap – Licht – Geestelijke zon

25 mei 1939: Boek 18

Aan de dag van het ontwaken uit de geestelijke slaap gaat geen enkel voorteken vooraf, maar plotseling zal er een lichtstraal schijnen in de duisternis van de geest. En wie eenmaal binnen het bereik van de lichtstraal gekomen is, volgt zijn weg naar het uitgangspunt. En voortaan is het licht en helder rondom hem en in hem, want nu werkt de goddelijke kracht, de liefdesgeest van eeuwigheid af. Zoals het lichtschijnsel onvermijdelijk de duisternis doorbreekt, zo is nu ook de nacht van de geest door een zweem van inzicht een slachtoffer geworden van de aanbrekende dag. Alles, wat tot nog toe in de duisternis verborgen was, komt aan het licht en is aan elke beproeving blootgesteld en kan zich nu vrij ontplooien en vormen.

En zonder het geestelijke inzicht zou het volledig onmogelijk zijn om de huidige duistere geestestoestand te verlaten. Dus moet ook alle geest uit God met licht doorstraald worden en in de donkere woning van geestelijke duisternis zijn geboeide toestand aanschouwen, want hem werd de bekwaamheid gegeven om zich te ontplooien. Maar de nog wereldse ziel houdt hem vast in de betovering, en de bevrijding daaruit vindt niet eerder plaats, totdat een liefhebbend wezen zijn hele wil gebruikt om de geest uit alle boeien te bevrijden.

De geest is door haar liefde tot veel in staat, voelt zich ook bedrukt als ze afzijdig moet blijven, waar licht en leven wenkt en het in haar macht ligt om de donkere nacht in de helderste dag te veranderen. Dus is het van buitengewoon belang, dat de mens eerst zichzelf herkent. Dat hij in staat is om te onderscheiden of de toestand van de ziel naar licht verlangt of zich beter voelt in de altijd durende duisternis van de geest en dus ook nog niet rijp is voor de verlichting van de geest.

Het is onbeschrijflijk moeilijk om de geestelijke zon te laten stralen voor degenen, die in de geest volledig blind zijn. Ze zullen noch zien, noch horen, want ze beschouwen hun verduisterde toestand als het ware met welgevallen en wanen zich wetend en heel superieur boven de geestelijk verlichte mensen en ze geloven de stralen van het licht niet nodig te hebben. Het is moeilijk om hen hulp te geven en alleen een voortdurend bedachtzaam mens, die onvolmaakt is, kan eindelijk door het verlangen naar licht gegrepen worden, als hij de toestand van zijn ziel als reden van een ontevreden leven herkent en hij er nu op bedacht is om zichzelf verlichting van de geest te bezorgen en hij dus bewust naar het licht verlangt.

Amen

Vertaald door: Gerard F. Kotte

Deze openbaring is niet opgenomen in de themaboekjes.

Downloads

Download-aanbod voor boek _book
 ePub  
 Kindle  
  Meer downloads

Deze openbaring

 als MP3 downloaden  
Afdrukvoorbeeld
 Kladschriften

Translations