0907 Gebonden wil – Wilsvrijheid

11 mei 1939: Boek 18

Het gehele universum moet aan Mijn wil gehoorzamen en zo leid Ik elke ster en elk zandkorreltje volgens de wet, die van eeuwigheid af bestaat en die uit Mijn wil voortgekomen is en door Mijn almacht en wijsheid tot daad geworden is. Dit is onomstotelijk een feit, waaraan geen ander wezen kan wrikken, want ook elk wezen is aan deze wet onderworpen, omdat het eveneens een door Mij geschapen, voortdurend geleid iets is, dat uit de wil van Mijn liefde voortgekomen is en dus door Mij en Mijn kracht tot leven gebracht. En zo is er geen wezen en niets in het heelal, dat niet Mijn wil in zich draagt en het moet dus met deze wil overeenstemmen.

Slechts bij een bepaalde staat van rijpheid trek Ik Mijn wil wat dat betreft van het wezen weg, zodat Ik hem zijn vrije wil in het handelen en denken laat. Dat Ik wel zijn levensweg bepaal en al het leven en beleven van deze wil zo vorm geef en verbind, dat het bevorderlijk is voor zijn opwaartse ontwikkeling, maar dat Ik hem er volledig van vrijstel, hoe hij zijn innerlijke leven vorm geeft en dus op geen enkele manier bepalend op het wezen inwerk. En dit is van de grootste noodzaak, maar Ik moet jullie ook verklaren om welke reden de overgrote nood in geestelijk opzicht op aarde kon komen en hoe Ik niet dwingend op de wil van de mensen ik kan werken, als de wet van eeuwigheid af niet omver gestoten moet worden.

Slechts de vrije wil kan de laatste verlossing van het wezen bewerkstelligen, anders zou de geest uit God in Zichzelf gekneveld worden en dus tegen Zichzelf woeden. Om dat te begrijpen, moeten jullie in een staat van licht verkeren, want dit is zo overweldigend en dit kan jullie, mensen op aarde, niet volledig begrijpelijk gemaakt worden. Slechts dat ene moet jullie duidelijk worden, namelijk dat het strijden van de mensen op aarde juist zo zwaar en belangrijk is, omdat Ik de vrijheid van de wil in acht moet nemen en dus alleen maar in alle andere gebeurtenissen in kan grijpen om jullie wil zo inschikkelijk te maken dat hij vanzelf Mijn wil binnengaat. En dan is deze gang over de aarde tot zegen voor deze mens.

Maar de mensheid herkent Mijn wil steeds minder en kan daarom ook niet zonder hulp gelaten blijven. En als Ik hun de hulp van boven toe laat komen, wijzen ze het af en laten opnieuw hun wil heersen, zonder zich aan de Mijne te onderwerpen. En het strijden om Mijn kinderen wordt steeds moeilijker, omdat het hen aan liefde ontbreekt. Want waar de liefde is, daar zal ook het inzicht zijn, want daar kan Ik rechtstreeks werken. Diens wil is inschikkelijk en geheel ondergeschikt aan Mij. En daarom zal er geen hindernis opgeworpen worden tegen Mijn werkzaam zijn van boven, want wie Mij zoekt, zal Mij vinden en wie in de liefde werkzaam is, die wordt ook door Mijn liefde en barmhartigheid gegrepen.

De mens voelt zich ten opzichte van Mijn almacht eindeloos klein. Hij gaat deemoedig en smekend de juiste weg, die naar de Vader van het heelal leidt en zijn eigen wil heeft hem door de liefde de verlossing gebracht.

Amen

Vertaald door: Peter Schelling

Deze openbaring is niet opgenomen in de themaboekjes.

Downloads

Download-aanbod voor boek _book
 ePub  
 Kindle  
  Meer downloads

Deze openbaring

 als MP3 downloaden  
Afdrukvoorbeeld
 Kladschriften

Translations