0862 De zegen van God – Gebed en het welslagen van het werk

14 april 1939: Boek 17

Het is een onverantwoordelijke lichtzinnigheid, wanneer er niet aan de Heer gedacht wordt, voordat er met één of andere werk begonnen wordt. Als het de mens aangeboden wordt om de zegen van de Heer te ontvangen, wat hem dan al het werk gemakkelijk en met succes laat verrichten en hij slaat geen acht op deze zegen, dan rust alle druk en verantwoordelijkheid alleen op zijn schouders en hij zal veel meer moeten zwoegen en meer moeite moeten doen, dan wanneer hij zich aan de Heer toevertrouwt en Hem om Zijn hulp vraagt.

Maar waar het werk op aarde ook zonder de afgesmeekte hulp succesvol is en de mens gelooft de zegen van God niet nodig te hebben, daar nemen niet steeds de goede geestelijke krachten deel aan het succes van het werk, maar vaak ontstaat dit met ondersteuning van de tegenstander om de mensen te verhinderen zich in gebed tot de Schepper van de hemel en de aarde om hulp te wenden.

Daarom mag men niet door een schijnbaar succesvol streven op aarde zonder gebruikmaking van de goddelijke Heer in de war gebracht worden en het mag niet verkeerd beoordeeld worden. Er mag daaruit niet de verkeerde conclusie getrokken worden, dat de mens heel goed de goddelijke hulp zou kunnen ontberen zonder schade op te lopen. Alleen zolang hij volledig onwetend is en dus niet bewust het goddelijke gebod van het vragen om de zegen verzuimt, zal er hier voor hem geen nadeel uit voortvloeien en hij zal behoed worden voor de invloed van de tegenstander.

Maar als hij een eeuwige Godheid erkent en in Hem zijn Schepper en Leider in het aardse bestaan herkent, maar zijn aardse werkzaamheid zonder Diens hulp denkt uit te kunnen voeren, zal hem nu vaak weerstand geboden worden. Hij zal aan mislukkingen en moeizame resultaten zijn onmacht moeten beseffen. Hij zal in moeten zien, dat hij niet steeds het welslagen van zijn werk in de hand heeft. Hij zal gewaarworden, dat hem van bovenaf een bepaalde tegenstand geboden wordt, die hij zelf door juist denken op kan heffen.

En als hij het denken goed gebruikt heeft en vol vertrouwen voor de Vader in de hemel aan de dag treedt en zijn werk en het succes hiervan aan Hem overlaat, dan zal hij het waard zijn om de zegen van boven te krijgen en zal hij nooit hoeven te vrezen, dat deze zegen hem ontnomen wordt, zolang hij wenst Gods zegen te krijgen en hij dit uit door gebed en een zich vol vertrouwen overgeven.

De zegen van God te krijgen, betekent onbezorgd door het leven te kunnen gaan, van aardse zorgen verlost te zijn en al het moeilijke aan Hem over te kunnen geven. En dit bewustzijn laat de mens vrolijk en opgewekt door het leven gaan. Hij draagt niet meer alleen de verantwoordelijkheid, maar heeft deze aan de Heer overgegeven en alleen waar de mens wankelmoedig in het geloof of nonchalant in het gebed wordt, wordt hij weer geconfronteerd met de noden van het leven en dit zet hem aan tot hernieuwd nadenken over de eigen zwakte zonder de goddelijke hulp, zodat de mens duidelijk herkent, dat zijn gang over de aarde tot dwaling leidt, als hij zich niet van de goddelijke hulp bedient en de Vader in de hemel bewust om zegen vraagt.

Amen

Vertaald door: Gerard F. Kotte

Deze openbaring is niet opgenomen in de themaboekjes.

Downloads

Download-aanbod voor boek _book
 ePub  
 Kindle  
  Meer downloads

Deze openbaring

 als MP3 downloaden  
Afdrukvoorbeeld
 Kladschriften

Translations