La pura Verità verrà sempre riconosciuta da coloro che sono affamati di Verità. Ma l’uomo deve anche aspirare seriamente di dichiararsi, quando l’ha riconosciuta, perché la Verità deve farsi breccia. Appena l’uomo afferma Dio, deve anche affermare la Verità, perché Dio E’ la Verità. Se Dio Stesso Si dà ora a riconoscere attraverso la Verità, allora non è sufficiente che l’uomo faccia ammutolire in sé i dubbi; non è sufficiente, che ora si predisponga in modo affermativo, ma ora deve rappresentare nei confronti dei prossimi ciò che gli veniva dato. E questo sovente non è facile, se dapprima ha avuto un’opinione che era generalmente diffusa, ed ora deve ammettere, che si è sbagliato ed ora deve dapprima liberarsi di questa falsa opinione. Questo costa un superamento, e malgrado ciò Dio pretende da lui che dia agli altri ciò che ha ricevuto. Lo stato della totale ignoranza è il più adeguato, affinché l’uomo possa essere istruito nella Verità. Beati i poveri nello spirito. Ma chi dapprima ha già accolto un sapere che non corrisponde totalmente alla Verità, deve rinunciare a più cose, se vuole ricevere delle eterne Sapienze. Deve fare una differenza fra ciò che prima ha accettato come un’opera d’uomo, ma che ora gli viene trasmesso il Dono di Dio, deve rinunciare senza resistenza a ciò che prima gli hanno insegnato degli uomini e lasciare a Dio Stesso che cosa Lui gliene vuole di nuovo restituire. E l’uomo riceverà molto di più di quanto a cui rinuncia. E con precisa osservazione riceve indietro lo stesso, soltanto purificato e senza zavorra, che uomini hanno aggiunto alla pura Verità. Per lui perderà di significato ciò a cui rinuncia come insegnamenti di fede, ma sarà immensamente importante ciò che riceve ed ora riconosce come purissima Verità. Perché non è davvero importante dare agli altri un insegnamento antico tradizionale, che non corrisponde pienamente alla Verità, mentre è della massima importanza aver cura per la diffusione di un Insegnamento riconosciuto come Verità! E finché su questa s’infiammano delle dispute, l’uomo non è ancora del tutto penetrato nella Verità, e perciò ha anche il dovere, chiedere a Dio Stesso la Verità. L’Amore di Dio non nasconde a nessun uomo la Verità, ma è difficile dare una spiegazione corrispondente alla Verità a quegli uomini, che credono di stare nella verità. E quivi sarà sempre ancora confusione, per quanto loro stessi si creano lo stato confuso attraverso una certa arroganza spirituale. Si considerano come portatori della Verità, e questo è del tutto immotivato. L’uomo può ingannarsi finché vive sulla Terra, deve soltanto avere il coraggio di ammettere un inganno riconosciuto. Ma deve portare questo sacrificio come ringraziamento per la Grazia di ricevere ora nella trasmissione la purissima Verità. Questa è la Pretesa che Dio pone agli uomini, e quindi anche una misura per l’amore, che l’uomo porta al suo Creatore e Padre.
Amen
TraduttoreDe zuivere waarheid zal steeds herkend worden door degenen, die naar de waarheid hongeren. Maar de mens moet er ook nog ernstig naar streven om het te belijden, als hij het herkend heeft, want de waarheid moet zich een weg banen. Zodra de mens positief staat ten opzichte van God, dan moet hij ook positief staan ten opzichte van de waarheid, want God is de waarheid.
Als God nu Zichzelf door de waarheid te kennen geeft, dan is het niet voldoende dat de mens de twijfels in zich verstomt. Het is niet voldoende, dat hij er zich nu positief tegenover opstelt, maar hij moet nu tegenover de medemensen voor dat opkomen, wat hem gegeven werd. En dat is vaak niet gemakkelijk, wanneer hij voorheen een opvatting had, die algemeen bekend was en nu toe moet geven dat hij zich vergist heeft en zich nu eerst eens van deze verkeerde opvatting moet ontdoen. Dit vergt een overwinnen van zichzelf en toch eist God van hem, dat hij doorgeeft wat hij ontvangen heeft.
De staat van volledige onwetendheid is het meest geschikt om de mens in de waarheid te kunnen onderwijzen. Zalig zijn de armen van geest. Degene echter, die van tevoren al kennis opgedaan heeft, die niet geheel met de waarheid overeenstemt, moet veel meer opgeven, als hij eeuwige wijsheden ontvangen wil. Hij moet onderkennen dat hij eerst mensenwerk opgenomen heeft, maar dat hem nu Gods geschenk gegeven wordt. Hij moet hetgeen de mensen hem eerst onderwezen hebben zonder verzet opgeven en het aan God overlaten, wat Hij hem daarvan weer terug wil geven.
En de mens zal veel meer ontvangen, dan hij opgeeft. Op de keper beschouwd krijgt hij hetzelfde terug, maar dan gereinigd en zonder de ballast, die de mensen aan de zuivere waarheid toegevoegd hebben. Wat hij aan geloofsleren opgeeft, zal voor hem aan betekenis verliezen, maar wat hij in ontvangst neemt en als de zuiverste waarheid herkent, zal buitengewoon betekenisvol zijn. Want het is werkelijk niet belangrijk om een traditionele leer, die niet geheel en al met de waarheid overeenstemt, onveranderd door te geven. Daarentegen is het van het grootste belang om voor het verspreiden van een als waarheid erkende leer zorg te dragen.
En zolang hier geschilpunten over bestaan, is de mens nog niet geheel en al tot de waarheid doorgedrongen en hij heeft daarom ook de plicht om God Zelf om de waarheid te vragen. Gods liefde onthoudt geen mens de waarheid, maar het is moeilijk om die mens, die meent in de waarheid te staan, een met de waarheid overeenkomende opheldering te geven. En zo zal daar nog steeds onduidelijkheid bestaan, omdat ze zelf de onduidelijke toestand veroorzaken door een bepaalde geestelijke verwaandheid. Ze zien zichzelf als dragers van de waarheid en dit is volledig ongegrond.
Zolang de mens op aarde leeft, kan hij misleid worden. Maar hij moet de moed hebben om een herkende misleiding toe te geven. Want dit offer moet hij brengen als dank voor de genade nu de zuiverste waarheid overgedragen te krijgen. Dit is de eis die God aan de mens stelt en zodoende ook een maatstaf voor de liefde, die de mens zijn Schepper en Vader schenkt.
Amen
Traduttore