Nel Cosmo nulla è nascosto al Signore. Non vi è nessuna Opera di Creazione che non fosse riconosciuta e voluta dall’eterno Creatore nelle sue parti costituenti più fini; non vi è nulla che si sottragga alla Sua Volontà. Non esiste nulla di arbitrario, nulla che fosse sorto senza la Volontà ed il Sapere del Signore. Perciò nulla può percorrere la sua via di sviluppo, senza essere costantemente assistito dall’Eterno Creatore, dato che senza la Sua Volontà non succede nulla e nemmeno nulla può infrangere l’Ordine divino. Perché l’intera Opera di Creazione viene determinata dalla Volontà del Creatore, e nessun potere domina sul minimo di ciò che Dio ha creato. Ora si può comprendere, che ogni procedimento sulla Terra come anche al di fuori dalla Terra si svolge secondo la Volontà di Dio, per quanto sia naturalmente riconoscibile, quindi dei procedimenti, che non hanno nulla a che fare con il modo d’agire umano, che hanno per premessa la libera volontà dell’uomo. La Volontà di Dio Si manifesta ovunque, in ogni pianta ed ogni fiore, in ogni essere vivente, in ogni procedimento della natura, in tutto ciò che si svolge su ed al di sopra della Terra, in cui la volontà umana fosse partecipe. Ma il potere avverso non si può mettere alla prova nelle Opere di Creazione, in queste è completamente non partecipe, benché possa sembrare, come le fossero attive delle forze maligne, per quanto delle opere di distruzione o catastrofi della natura facciano riconoscere l’operare di una grande Potenza. Questo potere avverso può influenzare solamente la volontà dell’uomo, procurarsi dei mezzi e poi servirsene. Ma quando si tratta di opere di creazione sorte dalla mano d’uomo attraverso la libera volontà, quindi non sono né volute da Dio, né benedette da Dio, allora sono solo da attribuire all’influenza del potere maligno sulla volontà umana. Perché Dio non Si serve di tali mezzi per distruggere, basta la Sua Volontà e Le sono sottomessi tutti gli elementi. Ma mai può corrispondere alla Sua Volontà qualcosa, che è rivolto contro i suoi Comandamenti, di danneggiare o distruggere la vita o il possesso del prossimo. Tutto è creato da Dio, e la mano d’uomo non deve intervenire nella Sua Volontà di Creatore. Tutto è dato da Dio, e la volontà d’uomo non deve distruggere o togliere il possesso al prossimo. Ma dove è necessario un Atto di distruzione, la Forza e la Potenza di Dio è davvero abbastanza grande, per poter corrispondere alla necessità E così Egli distoglie il Suo Volto da ogni opera di distruzione che viene eseguita da mano d’uomo e che deve danneggiare il prossimo. E’ la Sua Volontà che vi amiate reciprocamente ed uno si sforzi ad agire nell’amore verso l’altro. Dovete distogliere il male reciprocamente, ma non causarvelo l’uno all’altro. E se uno infrange il diritto dell’altro, se lo costringe a mettersi sulla difensiva, allora commette il più grande peccato, perché non osserva quel Comandamento, che il Signore ha dato agli uomini come Primo ed Unico. Costui non ama né Dio né il suo prossimo ed impiega la sua volontà di servire l’avversario, che sparge odio e disamore, per avvelenare le anime. E’ entrato nel suo servizio e sparge pure odio e disamore fra gli uomini. L’Amore del Creatore ha fatto sorgere tutto, l’avversario stesso non ha nessun potere sulle Opere di Creazione di Dio, quindi si serve della libera volontà degli uomini per distruggere delle Creazioni divine. E Dio non comanda la libera volontà dell’uomo, finché non sarà venuto il tempo della maturità, finché non sarà venuta l’ora, quando il Signore impone il fermo all’avversario.
Amen
TraduttoreIn het heelal is er niets verborgen voor de Heer. Er is geen scheppingswerk, dat niet in zijn fijnste bestanddelen door de eeuwige Schepper erkend en gewild was. Er is niets in het heelal, dat zich aan Zijn wil onttrekt. Er is niets willekeurigs. Niets, dat ontstaan zou zijn zonder de wil en het weten van de Heer. Er kan dus niets zijn ontwikkelingsgang gaan, zonder voortdurend door de eeuwige Schepper geleid te worden, omdat er zonder Zijn wil niets gebeurt en ook niets in strijd met de goddelijke ordening kan handelen. Want het totale scheppingswerk wordt door de wil van de Schepper bepaald en er heeft geen macht gezag over het kleinste, wat God geschapen heeft.
Het valt nu dus te begrijpen, dat elk voorval op aarde, zowel als ook buiten de aarde, zich overeenkomstig de wil van God afspeelt, in zoverre het in de natuur herkenbaar is. Dus voorvallen, die niets van doen hebben met de menselijke handelwijze, welke de vrije wil van de mens als voorwaarde hebben. Gods wil uit zich overal, in elke plant en elke bloem, in elk levend wezen, in elke natuurlijke gebeurtenis. In alles, wat zich in, op en boven de aarde afspeelt, waarbij de menselijke wil niet betrokken is.
De tegenstander kan zich echter niet aan de scheppingswerken testen. Ze is er helemaal niet bij betrokken, ofschoon het lijken mag alsof slechte krachten werkzaam zijn, voor zover vernietigingswerken of natuurcatastrofen het heersen van een grote macht laten herkennen. Deze tegenstander kan slechts de wil van de mensen beïnvloeden om zich middelen te verschaffen en zich dan hiervan te bedienen om eveneens vernietigend en verwoestend te kunnen werken.
Maar deze scheppingswerken ontstaan door de vrije wil door mensenhand. Ze zijn dus noch door God gewild, noch door God gezegend, omdat ze steeds alleen aan de inwerking van de kwade macht op de menselijke wil toe te schrijven zijn. Want God bedient zich niet van zulke middelen om te verwoesten. Zijn wil is voldoende en alle elementen zijn aan Hem onderworpen.
Maar nooit kan iets met Zijn wil overeenkomen, wat tegen Zijn geboden gericht is, zoals het leven of have en goed van de naasten schade te berokkenen of te vernietigen. Alles is door God geschapen en de menselijke hand moet niet in Zijn wil om te scheppen ingrijpen. Alles is door God gegeven en de menselijke wil moet niet verwoesten of bezit nemen van de medemensen.
Waar de verwoesting echter nodig is, is de kracht en macht van God waarlijk groot genoeg om aan de noodzaak te kunnen beantwoorden. En daarom zal Hij Zijn gelaat van elk werk van verwoesting afwenden, dat door mensenhand uitgevoerd wordt en dat de medemensen beschadigen moet. Het is Zijn wil, dat jullie elkaar liefhebben en dat de één zich inspant om de ander liefde te bewijzen. Jullie moeten alle onheil van elkaar afwenden, maar deze elkaar niet wederzijds berokkenen.
En wanneer de één het recht van de ander schendt, als hij hem dwingt om zich teweer te stellen, begaat hij de grootste zonde, want hij eerbiedigt het gebod niet, dat de Heer als eerste en enige aan de mensen gegeven heeft. Hij heeft noch God noch zijn naaste lief en gebruikt zijn wil om de tegenstander te dienen, die haat en liefdeloosheid zaait om de zielen te vergiftigen. Hij is in diens dienst getreden en zaait eveneens haat en liefdeloosheid onder de mensen.
De liefde van de Schepper liet alles ontstaan. De tegenstander zelf heeft geen enkele macht over de scheppingswerken van God, dus bedient hij zich van de vrije wil van de mensen om de goddelijke schepping te vernietigen. En God gebiedt de vrije wil van de mens niet, tot de tijd van rijpheid gekomen is. Tot het moment gekomen is, dat de Heer het doen en laten van de tegenstander een halt toeroept.
Amen
Traduttore