Devi prendere su di te ogni prova e mostrarti adulta. E quando il Signore ti ammonisce alla pazienza, allora rassegnati umilmente alla Sua Volontà, perché solo Lui sà ciò che è bene per te. In questo tempo sulla Terra tutto si sforza ad ottenebrarsi. Solo molto pochi tengono silenziosa introspezione e pensano al loro Creatore. Ed il Signore guarda con infinita tristezza l’agire delle Sue creature, che sulla Terra non vogliono perdere nulla di ciò che prepara loro godimento, e che rinunciano senza pensare ai benefici che sono solo a favore dell’anima. Non pensano che possono trovarsi alla svolta della vita, che oggi possono stare ancora in mezzo alla vita terrena e già domani alle Porte per l’Eternità e non essendo quasi preparati per l’Eternità, lasciano poi la vita terrena. Ogni godimento di vita deve aver un effetto sfavorevole per l’anima, ed all’anima viene causato nella stessa misura il danno, dove il corpo svolazza nel ben vivere. In un tempo di sfrenato godimento di vita all’avversario è dato ogni potere, può prendere possesso dei sensi degli uomini e così agire in modo distruttivo sull’anima. E tutti i demoni conquistano influenza su di lei, dato che l’uomo è piuttosto incline a godere appieno la vita terrena che occuparsi delle cose spirituali, e l’esercito degli esseri spirituali dell’aldilà non ha davvero un lavoro facile, se vuole pure far valere la sua influenza sui figli terreni. La vera conoscenza trattiene l’uomo dall’agire così indegno, ma trovare il contatto con il mondo spirituale oppure mantenerlo è indicibilmente difficile per l’uomo terreno. Perciò ambedue, gli esseri spirituali buoni come quelli cattivi, sviluppano una indescrivibile attività per attirare gli uomini nella loro cerchia, perché il potere maligno ha bensì un notevole vantaggio, mantiene il sopravvento, perché la volontà dell’uomo segue molto la materia e vede la sua felicità soltanto nel vaneggiamento e nell’esaudimento delle sue bramosie. Ogni splendore del mondo impedisce la contemplazione interiore dell’eterna Divinità, l’uomo è così lontano da tutto il puramente spirituale, si trova nell’oscurità, perché lo sfarzo terreno non dà nessuna Luce all’anima, questa ha fame e langue, benché il corpo svolazzi nell’ultra abbondanza, e c’è poca possibilità che in mezzo alla baraonda del mondo il figlio terreno faccia volteggiare in Alto i suoi pensieri e si separi dallo splendore terreno, che è soltanto apparenza e non può portare nessun vantaggio all’anima. Chi si può opporre in tempo a tali tentazioni, chi bada a portare all’anima la Luce, e fa rinunciare volontariamente il corpo, starà visibilmente nella Benedizione, perché gli esseri spirituali sono oltremodo pronti a servire in tali sforzi, e da ore apparentemente vissute inutilmente sorgono per l’anima grandi vantaggi, che l’uomo guadagna solo, dove il corpo rinuncia a gioie e godimento mondani. Poiché oltre a tutte le gioie terrene del corpo, sta la felicità dell’anima. Ma questa è incomparabilmente più preziosa che le ore serene di godimento di vita, perché quest’ultima è peritura, ma l’altra rimane esistente in tutta l’Eternità.
Amen
TraduttoreJij moet elke beproeving op je nemen en laten zien dat je hier tegen opgewassen bent. En wanneer de Heer jou tot geduld maant, berust dan deemoedig in Zijn wil, want alleen Hij weet wat jou vroom maakt. In deze tijd spant alles op aarde zich in om zich te verdoven. Slechts zeer weinigen keren stil bij zichzelf naar binnen en denken aan hun Schepper.
En de Heer ziet met eindeloze droefenis de bedrijvigheid van Zijn schepselen, die niets op aarde willen missen van wat hen genot verschaft en die zonder bedenkingen de weldaden, die alleen de ziel maar ten goede komen, opgeven. Ze denken er niet aan dat ze op het keerpunt van het leven kunnen staan. Dat ze vandaag nog midden in het aardse leven en morgen al aan de poort van de eeuwigheid kunnen staan en dat ze dan nauwelijks voorbereid op de eeuwigheid het aardse leven verlaten.
Al het levensgenot moet een ongunstige uitwerking op de ziel hebben en de ziel wordt in dezelfde mate schade berokkend, als het lichaam in het goede leven zwelgt. In een tijd van ongeremd levensgenot is de tegenstander elke macht toegestaan. Hij kan bezit nemen van de zinnen van de mensen en zo verwoestend op de ziel inwerken en alle demonen winnen aan invloed op de ziel. De mens is immers veel eerder geneigd om in volle teugen van het aardse leven te genieten, dan zich met geestelijke dingen bezig te houden en het leger van geestelijke wezens in het hiernamaals hebben waarlijk geen gemakkelijk werk, als het zijn invloed op de kinderen van de aarde wil laten gelden.
Het ware besef houdt de mensen van zulke onwaardige bezigheden af. Maar het is onnoemelijk moeilijk voor de mensen op aarde om de vereniging met de geestelijke wereld te vinden of hem te behouden. Daarom ontwikkelen beide, zowel de goede als de slechte geestelijke wezens, een onbeschrijfelijke bedrijvigheid om de mensen in hun invloedssfeer te trekken. De kwade macht heeft wel aanzienlijk voordeel. Ze houdt de overhand omdat de wil van de mensen te zeer met de materie bezig is en slechts in opwinding en in de vervulling van zijn verlangens zijn geluk ziet.
Alle praal van de wereld verhindert de innerlijk beschouwing over de eeuwige Godheid. De mens staat dus ver af van al het puur geestelijke. Hij bevindt zich in de duisternis, want de aardse pracht verschaft de ziel geen licht. Deze hongert en lijdt gebrek, terwijl het lichaam in overvloed zwelgt en er is weinig kans dat het mensenkind te midden van het aardse gewoel de gedachten omhoog laat gaan en zich gewillig scheidt van de aardse praal, die toch slechts schijn is en de ziel geen voordeel kan bieden.
Degene die zich tijdig tegen zulke verzoekingen kan verzetten, die er acht op slaat om het licht naar de ziel te brengen en het lichaam bereidwillig laat ontberen, zal zichtbaar in de zegen staan, want de geestelijke wezens zijn zulke mensen, die moeite doen, uiterst gedienstig. Ze versterken elke nog zo zwakke kracht, helpen de worstelende zielen en uit schijnbaar nutteloos doorgebrachte uren vloeien voor de zielen zulke grote voordelen voort, dat de mens alleen maar wint, waar het lichaam, in werelds opzicht, zich vreugde en genot ontzegt. Want boven alle wereldse vreugden van het lichaam staat het geluk van de ziel. Maar dit is onvergelijkbaar waardevoller dan de uren van onbezorgd levensgenot, want het laatste is vergankelijk, maar het eerste blijft bestaan tot in alle eeuwigheid.
Amen
Traduttore