Sve ide svojim putem [[= napreduje]] ka oslobađanju budući mora slijediti put višeg razvoja. Kada duhovna supstanca sebe razdvoji od materije ona je potonju prevadala; ali duhovna supstanca nije uvijek dovoljno sazrijela da više ne treba zemaljsku (transformacijsku/preobražajnu) formu i u tom slučaju će ponovno ući u novu formu, koja se također sastoji od materije. Međutim, kada duša, duhovna suština unutar čovjeka, napusti tijelo, zemaljska je transformacija dokončala; to jest, duša napušta njezinu posljednju formu na Zemlji i ulazi, oslobođena od sve materije, u novo i sasvim drugačije carstvo od Zemlje. Tijelo, konačna zemaljska forma, je sada opet određeno za raspadanje; to jest duhovne supstance koje sačinjavaju zemaljsko tijelo, također trebaju ići putem višeg razvoja, pošto su te supstance i dalje u početnom stadiju razvoja, i u tu svrhu će se opet pridružiti Božanskim djelima stvaranja čija je svrha, naposlijetku, viši razvoj duha. Ovo se može dogoditi na različite načine ali to uvijek mora uključivati mogućnost aktivnog služenja. Posljedično tome, supstanca se treba pridružiti djelu stvaranja gdje treba vršiti određeni zadatak i služiti ispunjavajući taj zadatak, pošto se supstanca može razviti jedino kroz služenje. Ako je mogućnost služenja oduzeta, put višeg razvoja je prekinut, što je za duhovnu supstancu izuzetno bolno stanje [[ili ‘što za duhovnu supstancu znači stanje izuzetne agonije’]]. Vrijeme duhovne patnje se naizgled može skratiti ali duhovna supstanca neće zahvaliti ljudskom biću koje se miješa u njezin razvojni napredak i spriječava njezino služenje. Čim je prirodno raspadanje ljudskog tijela spriječeno ubrzavanjem njegova postupka raspadanja putem kremiranja ili kemijskim sredstvima, staza duha je daleko više bolna a i treba biti, pošto je ovaj postupak protivan Božanskom redu, on je protivan svrsi koju je Bog dao svakom djelu stvaranja. To je jedno neovlašteno djelovanje od strane ljudi koje nije u skladu sa Božjom voljom. Ljudsko se tijelo treba vratiti zemlji što je njegova svrha....
‘Prah ste bili [[ili ‘iz praha ste nastali’]] i u prah ćete se vratiti’ (Otkrovenje 3:19; Job 10:9).... pod uvjetom da Božja intervencija ne odluči drugačije time što će završiti ljudski život na načine drugačije od prirodne smrti ljudskog bića. Kada je duša sebe oslobodila od tijela.... to jest od duhovne supstance koja formira tijelo.... posao tijela da služi duši je ispunjen. Ali dok se ono nije potpuno raspalo ono i dalje ima druge mogućnosti služenja, čak ako je to ljudskom biću teško razumljivo, dok ubrzani postupak raspadanja neće omogućiti ostacima vršiti pa ni najmanji čin služenja. Otud je potpuno pogrešno pretpostaviti kako će se ljudsko tijelo kao rezultat ovog postupka pročišćavanja pridružiti/sjediniti sa dušom. Duhovne supstance izvanjske forme imaju doista istu funkciju i eventualno se sjedinjuju sa bezbrojnim drugim supstancama duše i također hodaju istom stzom razvoja na Zemlji kao ljudska duša.... ali ovo se ne može dogoditi na način kako to ljudi pogrešno vjeruju. Svim je supstancama dano jedno određeno/fiksirano vrijeme za njihov razvoj kojeg ljudsko biće ne može skratiti kako se njemu svidi [[ili ‘na osnovu vlastite prosudbe’]] posredstvom izvanjskog postupka.... ako on ne koristi u potpunosti jedinu mogućnost višeg duhovnog razvoja na Zemlji, to jest, ako on, svojim ponašanjem, njegovim ispravnim stavom spram Boga, njegovom vjerom i njegovim najiskrenijim akcijama ljubavi, ne ostvari viši stupanj zrelosti što također može skratiti zemaljski vijek fizičke forme; međutim, uvijek se mora prepustiti Božjoj volji koji će joj koristan zadatak On još odrediti.
AMEN
TranslatorAlles gaat de verlossing tegemoet omdat het de gang van de positieve ontwikkeling moet gaan. Scheidt nu het geestelijke zich van de materie, dan heeft het deze laatste overwonnen, maar niet altijd is het geestelijke zo volledig rijp geworden dat het geen aardse (omvorming) vorm meer nodig heeft en het neemt dan weer verblijf in een nieuwe vorm die eveneens materie is. Als nu echter de ziel, het geestelijke in de mens, het lichaam verlaat, houdt de aardse omvorming op, dat wil zeggen: de ziel ontsnapt aan de laatste vorm op aarde en gaat nu vrij van elke materie binnen in een nieuw rijk dat totaal anders is dan de aarde. Het lichaam, de laatste aardse vorm, is nu weer aan de ontbinding blootgesteld, dat wil zeggen: de geestelijke substanties waaruit ook het aardse lichaam gevormd is, moeten, daar ze bestaan uit het wezenlijke dat zich nog in het beginstadium van ontwikkeling bevindt, de gang van de positieve ontwikkeling eveneens doormaken en zich voor dit doel weer voegen bij de goddelijke scheppingswerken, wier doel juist de positieve ontwikkeling van het geestelijke is.
Dit kan nu geschieden op velerlei manieren, toch moet het steeds de mogelijkheid worden gegeven, dienend werkzaam te zijn, dus moeten deze substanties zich aansluiten bij een zodanig scheppingswerk, dat het een of andere taak te vervullen heeft om door het vervullen van deze taak dienstbaar te zijn, want alleen door dienen kunnen de geestelijke substanties rijp worden. Wordt het de mogelijkheid om te dienen afgenomen, dan wordt de positieve ontwikkeling onderbroken, wat voor het wezen een toestand van uiterste kwelling betekent. De tijd van lijden van het geestelijke kan weliswaar schijnbaar worden verkort, het geestelijke is echter niet dankbaar jegens de mens die ingrijpt in zijn ontwikkelingsgang en het belemmert te dienen. Zodra nu het lichaam van de mens in zijn natuurlijke ontbinding wordt gehinderd doordat men het verteringsproces ervan tracht te bespoedigen door het te cremeren of ook wel op chemische wijze, gaat dit geestelijke een weg die veel smartelijker is en moet het deze ook gaan omdat dit proces indruist tegen de goddelijke ordening, tegen de bestemming die God elk scheppingswerk heeft gegeven. Dit is een eigenmachtige handelwijze van de mensen, die niet met de goddelijke wil overeenstemt.
Het menselijk lichaam moet aan de aarde worden toevertrouwd, zoals het zijn bestemming is: "Van de aarde bent u genomen, tot aarde zult u weer worden" - zover God zelf het niet anders beschikt door Zijn ingrijpen en beëindigen van een mensenleven op een andere manier dan door de natuurlijke dood van het menselijk lichaam. Heeft de ziel zich van het lichaam ontdaan, dan is de taak van het lichaam, dus het geestelijke waaruit het lichaam gevormd is, vervuld tegenover de ziel. Maar tot dit volledig is ontbonden, zijn het nog verdere mogelijkheden gegeven dienend in actie te komen, ofschoon dit de mens niet erg begrijpelijk voorkomt, terwijl het overblijfsel van een versneld ontbindingsproces geen enkele dienende werkzaamheid als taak heeft.
Uitermate onjuist is het daarom aan te nemen dat het lichaam van de mens zich voegt bij de ziel door een dergelijk teweeggebracht louteringsproces. Het geestelijke van de uiterlijke vorm heeft wel dezelfde bestemming zich eens te verenigen met ontelbare zielensubstanties om eveneens weer als menselijke ziel de laatste ontwikkelingsgang op aarde te gaan, maar toch zal dit nooit gebeuren zoals de mensen per vergissing geloven, omdat al het wezenlijke een bepaalde tijd om zich te ontwikkelen is gesteld, die de mens niet naar eigen goeddunken kan bekorten door een uiterlijk proces, als hij de enige mogelijkheid zich geestelijk te ontwikkelen niet ten volle benut op aarde, dat wil zeggen: hij door zijn levenswandel, zijn juiste instelling tegenover God, zijn geloof en door voortdurend in liefde werkzaam te zijn, een graad van rijpheid verwerft, die ook voor het lichamelijke omhulsel de levensweg over de aarde kan verkorten, het evenwel steeds aan de wil van God moet worden overgelaten welke dienende taak Hij dit nog toewijst.
Amen
Translator