• Retour

Porteur d'Esprit – le but de toute création - la croissance des plantes

Toute création a maintenant en premier plan le but de servir comme porteur de l'Esprit, et de contribuer en même temps aussi à la conservation du tout, parce qu'une chose est créée pour l'autre et est nécessaire pour la subsistance de la même. Aucune chose dans la Création n’a été créée totalement sans but, au contraire elle signifiera toujours un achèvement dans le genre, que cette chose soit tirée de la force vitale d’une l'autre ou bien que l'Œuvre de Création corresponde à un autre besoin, mais elle a toujours pour but d’être d'utilité ou pour la conservation des différentes créatures. On doit seulement observer, que tout le spirituel qui vivifie cette Création n'est pas touché par la destination extérieure de la forme qui l'enveloppe, et que donc, indépendamment de l'activité terrestre, tout le spirituel en soi est actif, tandis que la forme extérieure contribue toujours au perfectionnement d'une autre forme et reste donc de la même manière continuellement active au sens terrestre. Ce qui est soustrait à la Terre pour la croissance des plantes, est en quelque sorte toujours l'enveloppe extérieure d'une quelconque substance animique qui maintenant est accueillie dans le monde végétal, où il lui est procuré une nouvelle forme pour le même but, pendant que la substance spirituelle prend toujours de nouveau demeure dans la forme nouvelle, augmente à travers la substance animique prise de la forme précédente et donc forme un être toujours plus grand qui dans l'entière Création a aussi sa destination utile.

Amen

Drager van geest – Doel van al het geschapene – Groei van de planten

Al het geschapene heeft in de eerste plaats het doel om als drager van geest te dienen, maar om gelijktijdig ook aan de instandhouding van het geheel bij te dragen, want het één is in zekere zin voor het andere geschapen en voor het bestaan hiervan noodzakelijk. Geen ding in de schepping werd volledig doelloos geschapen. Veeleer zal het steeds op die manier een aanvulling betekenen, dat of het ene de levenskracht uit het andere trekt, of het scheppingswerk andere behoeften vervult. Maar wel één of andere bestemming heeft tot nut voor of tot instandhouding van de verschillende schepselen.

Er is alleen maar waar te nemen, dat al het geestelijke, dat deze schepping leven geeft, niet door de uiterlijke bestemming van de omhullende vorm aangeroerd wordt. Dat dus, ondanks de aardse bedrijvigheid, al het geestelijke in zich werkzaam is, terwijl de uiterlijke vorm steeds bijdraagt aan de vervolmaking van een andere vorm en dus evenzo in aardse betekenis voortdurend werkzaam blijft.

Wat voor de groei van planten aan de aarde onttrokken wordt, is, om zo te zeggen, steeds het uiterlijke omhulsel van één of andere zielensubstantie, die nu opgenomen wordt door de plantenwereld en daar met hetzelfde doel een nieuwe vorm tot stand brengt. Terwijl de geestelijke substantie steeds weer verblijf neemt in de nieuwe vorm, vermeerdert zich de van de vorige vorm ontleende zielensubstantie en vormt zich dus tot steeds grotere wezens, die in de hele schepping eveneens hun doelmatige bestemming hebben.

Amen