Compare proclamation with translation

Other translations:

Fate in eternity corresponds to will.... Love of matter is wrong....

Whatever the human being strives for he shall receive, for his will alone determines his fate in eternity. If you strive for the kingdom of God you will also acquire it and become joint ruler of all worlds.... yet if you strive for the world, for fulfilment of all earthly wishes and longings, then the world, that is, worldly commodities, will not leave you even though you will have entered the beyond, for your wishes also create your soul's environment. The possession of these goods, however, will not make you happy, for soon you will realise that they are unreal, thus your cravings can no longer be satisfied yet you continue to crave, and this longing will torment you, consequently, you already ought to endeavour on earth to let go of such cravings, you ought to desire spiritual possessions if you want to be blessed one day.

Whatever you strive for will be your share.... And thus every human being creates his own fate and should therefore be conscious of his great responsibility, for he is facing eternities ahead of him, eternities which he can either spend in beatitude or experience in wretchedness. For eternities can pass by until he has overcome earthly matter, in view of the fact that the temptations in the spiritual realm are far worse since he offers them little resistance, whereas he can easily detach himself on earth if he seriously wants to do so.

A soul which has risen above matter and enters the kingdom of the beyond in a free state is indescribably happy, since the pleasures awaiting it are far more magnificent than people on earth can possibly imagine. This soul, too, will desire, yet it will find constant fulfilment, for it desires spiritual possessions, it is God's emanation of love which beatifies it without end, for which it constantly yearns and which it will constantly receive. And this emanation of love spiritualises its whole being, it will bring itself ever more into line with the eternal love and will constantly feel attracted by it, it will incessantly desire the presence of God in order to be united with Him for all eternity and thus to be indescribably blessed. People on earth demand earthly joys, physical pleasures and only ever strive for material possessions.... And all that will come to an end with the death of the body.... They will be unable to take anything along into the spiritual kingdom if they have failed to gather spiritual possessions which, however, can only be gained by neglecting earthly wishes. If they are still able to detach themselves from the world before their physical death, if they still recognise its worthlessness before and ponder thoughts of the hereafter they can be considered blessed, for then their path of ascent in the spiritual kingdom will no longer be closed to them, even though inexpressibly difficult to climb, but then they will no longer strive for earthly possessions and no longer have to fear the awful temptations which weaken the soul and render it incapable of resistance. Then they will soon find support from the beings of light which will help them by handing out spiritual possessions, if only within certain limits, until the soul makes its own effort to increase them, until it has recognised its task in the spiritual kingdom and strives to comply with it. What it wants it will receive.... Only its will is decisive, and in order for the will to make the right decision God constantly instructs people of His will, yet they won't listen to Him, they will continue to desire the world and thereby seriously endanger their souls.

Therefore God has mercy on them, and He clearly shows to them the value of earthly matter by allowing people to lose it, by time after time taking away what they own and what is dear to their heart without realising that they harbour the wrong kind of love within them.... He takes away what they don't want to give voluntarily, in order to show them on earth already that it can be overcome, in order to help them become free from their longing for it, to content themselves with less and to turn their love to spiritual possessions which are incomparably more valuable and everlasting.

Every earthly loss affecting the human being is God's help; it is a gentle admonition to turn away from it and an indication of the fleeting nature of worldly things.... And anyone looking around with open eyes will be able to recognise God's activity everywhere, Who wants to help people become spiritually minded, so that they will still learn to despise matter before the death of their body and only strive for spiritual wealth.... so that they will create for themselves a blissful fate in the afterlife.... so that they will become blessed because it is their will....

Amen

Translator
Translated by: Heidi Hanna

Het lot in de eeuwigheid in overeenstemming met de wil - Materie is verkeerde liefde

Waar de mens naar streeft, dat zal hem ten deel vallen, want alleen zijn wil bepaalt zijn lot in de eeuwigheid. Is uw streven gericht op het rijk Gods, dan zult u het ook in bezit nemen en medeheerser van alle werelden zijn. Maar stuurt u aan op de wereld, op vervulling van aardse wensen en begeerten, dan zal ook de wereld, dat wil zeggen het aardse bezit, u niet verlaten, ongeacht of u het hiernamaals bent binnengegaan, want uw wensen scheppen u ook de omgeving waarin uw ziel verblijft. Alleen zult u niet gelukkig zijn in het bezit van zulke goederen, want u zult de onwerkelijkheid ervan zeer spoedig inzien, dus geen vervulling van uw begeerten meer vinden, echter voortdurend verlangen en dit verlangen zal u kwellen en daarom zult u er naar moeten streven, al op aarde vrij van zulke begeerten te worden. U zult geestelijk goed moeten begeren als u eens zalig zult willen zijn.

Waar u naar streeft, zal uw deel zijn. En dus schept ieder mens zichzelf zijn lot en hij moet zich daarom van de grote verantwoordelijkheid bewust zijn, want het zijn eeuwigheden die voor hem liggen, eeuwigheden die hij in gelukzaligheid door kan brengen of in armzaligheid moet doormaken. Want er kunnen eeuwigheden voorbij gaan tot hij de aardse materie heeft overwonnen, terwijl in het geestelijke rijk de verzoekingen nog veel erger zijn, daar hij er weinig weerstand aan biedt, terwijl hij er op aarde heel gemakkelijk los van kan komen als hij maar ernstig wil.

Een ziel die heeft overwonnen en vrij het rijk hierna binnengaat, is onuitsprekelijk gelukkig, want er wacht haar veel heerlijk genot, waarvan u mensen op aarde, u geen voorstelling kunt maken. Ook zij zal begeren, maar voortdurend vervulling vinden, want wat zij begeert is geestelijk goed. Het is de uitstraling van de liefde van God die haar oneindig gelukkig maakt, die haar voortdurende verlangen is en die haar blijvend ten deel valt. En deze uitstraling van Gods liefde vergeestelijkt haar hele wezen. Het past zich steeds meer aan de eeuwige Liefde aan en voelt zich door Haar doorlopend aangetrokken, onophoudelijk begeert ze de nabijheid van God om met Hem in alle eeuwigheid verbonden te zijn en dus onuitsprekelijk gelukzalig te zijn. De mensen op aarde verlangen aardse vreugden, lichamelijk genot en ze streven steeds alleen maar naar materieel bezit. En dit alles vindt zijn einde met de dood van het lichaam. Niets kunnen ze meenemen in het geestelijke rijk, als ze geen geestelijke goederen hebben verzameld, die echter alleen door het achterstellen van aardse wensen te verkrijgen zijn.

En als ze zich nog voor de lichamelijke dood kunnen losmaken van de wereld, als zij nog tevoren de waardeloosheid ervan hebben ingezien en zich met gedachten aan het hiernamaals bezighouden, kunnen ze gelukkig geprezen worden. Want dan is de weg naar boven in het geestelijke rijk voor hen niet meer gesloten, hoewel onuitsprekelijk moeilijk te beklimmen. Dan echter streven ze niet meer aardse goederen na en ze hoeven niet meer de boosaardige verleidingen te vrezen door welke een ziel zwak wordt en onbekwaam om weerstand te bieden. Dan zullen ze zeer spoedig ondersteuning krijgen van de kant van de lichtwezens, die hen helpen door hun geestelijk goed uit te delen, ofschoon binnen bepaalde grenzen, tot de ziel zelf haar best doet meer te krijgen, tot ze haar opgave in het geestelijke rijk heeft ingezien en die probeert na te komen. Wat ze verlangt, valt haar ten deel. Alleen de wil is beslissend en opdat de wil juist kiest, worden de mensen van God uit voortdurend van Zijn wil op de hoogte gebracht, maar ze luisteren niet naar Hem, ze begeren meer de wereld en brengen hun zielen in groot gevaar.

Daarom ontfermt God zich over hen en Hij toont hen duidelijk welke waarde de aardse materie heeft, doordat Hij het toelaat dat ze voor de mens verloren gaat, doordat Hij steeds weer van hen afneemt wat ze bezitten en waar hun hart aan hangt, zonder zich bewust te zijn dat het een verkeerde liefde is die in hen sluimert. Hij neemt van hen af wat ze vrijwillig niet willen opgeven, om hen op aarde al te tonen dat ze kan worden overwonnen, om hen te helpen zich van het verlangen ernaar vrij te maken, zich met weinig tevreden te stellen en hun liefde op geestelijke goederen te richten die aanzienlijk waardevoller en onvergankelijk zijn.

Elk aards verlies dat de mens treft, is een hulpmiddel van God. Het is een zachte aanmaning zich ervan af te keren en een teken van de vergankelijkheid van al het aardse. En wie met open ogen om zich heen kijkt, kan Gods werkzaam zijn overal herkennen, die de mensen helpen wil, hun denken en streven geestelijk te richten opdat ze nog voor de lichamelijke dood de materie leren verachten en alleen geestelijk goed nastreven, opdat ze zich een lot scheppen in het hiernamaals dat gelukzaligheid betekent, opdat ze gelukkig worden omdat het hun wil is.

Amen

Translator
Translated by: Gerard F. Kotte