Compare proclamation with translation

Other translations:

The spiritual and material world oppose each other....

The material world and the spiritual kingdom oppose each other, consequently their demands on the human being are also of a conflicting nature, and no human being can ever do justice to both but unconditionally has to meet the requirements of one world. Understandably, the spiritual kingdom can only give spiritual wealth and this under conditions which disagree with worldly longings, while the world offers human beings earthly wealth which meets their needs. However, worldly longing is in opposition to the demands of the spiritual kingdom insofar as it puts physical pleasures and physical well-being into the forefront and aggravates or makes it entirely impossible for the soul to strive for the spiritual kingdom.... because the soul has to fulfil the demands of the spiritual kingdom and persuade the body to share the same desire which, however, necessitates the surrender of earthly longings. Thus two worlds are facing each other and the human being has to decide which world to choose. And at all times one world will demand the rejection of the other world, at all times either the body or the soul has to speak, to be precise, the soul has to decide whether its own development is more important than the body’s well-being during its life on earth as a human being. The spiritual kingdom bestows the most delightful gifts upon the soul and although as human being it cannot understand their true value they are nevertheless eternal and denote a wealth which the soul will be able to use in the spiritual kingdom for its own happiness.

The world also offers treasures for the body but these are short-lived and cannot be taken across into the spiritual kingdom. They will disintegrate like the body disintegrates when the soul moves from the physical world into the spiritual kingdom. And since the soul on earth can only receive from one kingdom it will be poor in the spiritual kingdom if it has only paid homage to the world. Voluntary surrender of earthly goods inevitably results in the possession of spiritual wealth because the soul only abandons the former due to love, or the desire for earthly goods will be predominant. And where love has awakened, the soul will unconsciously strive towards the spiritual kingdom and disregards earthly wealth. And thus the human soul has to decide during its life on earth whether to make the earthly world or the spiritual kingdom the goal of its aspiration. And its fate in the spiritual kingdom, to where it will proceed after its time of earthly trial has come to an end, will depend on this decision.... Prosperity or poverty, bliss or a pitiful state.... but bliss will necessitate the surrender of everything that is earthly and thus temporary....

Amen

Translator
Translated by: Heidi Hanna

De geestelijke en de aardse wereld

De aardse wereld en het geestelijke rijk staan tegenover elkaar, daarom zijn ook de eisen aan de mensen van zo tegenstrijdige aard. Nooit kan de mens beantwoorden aan de aanspraken van beide, hij moet onvoorwaardelijk voor een kant kiezen.

Het geestelijke rijk kan begrijpelijkerwijs alleen geestelijke goederen uitdelen en dit onder voorwaarden, die indruisen tegen de begeerten van de wereld, terwijl de wereld de mensen aardse schatten biedt. De wensen van de wereld staan echter de eisen van het geestelijke rijk in de weg, in zover ze lichamelijk genot en behagen op de voorgrond stelt en de ziel het streven naar dit geestelijke rijk moeilijk of zelfs geheel onmogelijk maakt. Want de ziel moet de eisen van het geestelijke rijk nakomen en het lichaam voor dezelfde verlangens zien te winnen, wat echter het opgeven van aardse verlangens met zich meebrengt.

Zodoende staan twee werelden tegenover elkaar, en de mens is voor de keuze gesteld voor welke wereld hij kiest. En steeds zal de ene wereld het prijsgeven van de andere eisen. Want steeds zal of het lichaam of de ziel zich moeten uitspreken, d.w.z. de ziel moet beslissen wat belangrijker is, haar eigen vorming of het welbehagen van het lichaam gedurende de tijd van het leven op aarde als mens. Het geestelijke rijk schenkt haar kostbare gaven die zij weliswaar als mens naar de volle waarde niet begrijpen kan. Die echter onvergankelijk zijn en voor de ziel een rijkdom betekenen die zij in het geestelijke rijk benutten kan voor haar eigen geluk.

De wereld biedt het lichaam ook wel schatten, maar deze zijn vergankelijk en kunnen niet meegenomen worden in het geestelijke rijk. Ze vergaan zoals het lichaam vergaat, wanneer de ziel het verlaat en van de aardse wereld heengaat naar het geestelijke rijk. En omdat de ziel op aarde alleen van Mijn rijk ontvangen kan, is zij dan in het geestelijke rijk arm aan goederen, wanneer zij de aardse wereld voorrang gaf. Daarentegen levert het vrijwillige prijsgeven van aardse goederen haar onvermijdelijk geestelijke bezittingen op, want zij geeft pas dan aardse dingen op als de liefde in haar werkzaam wordt - daar anders de begeerte naar aardse zaken overheersend is.

Waar de liefde echter ontwaakt is, streeft de ziel bewust of onbewust naar het geestelijke rijk, en zij schenkt dan geen aandacht aan aardse goederen.

Dus is de ziel van de mens voor de keus gesteld gedurende haar aardse leven de aardse wereld, of het geestelijke rijk tot doel van haar streven te maken.

En naar gelang haar beslissing is, is ook haar lot in het geestelijke rijk. Waar zij binnen gaat als de proeftijd op aarde voor haar afgelopen is en waar dan geestelijke rijkdom of armoede, zaligheid of 'n betreurenswaardige toestand haar wachten. Maar de zaligheid vereist het overwinnen van alles wat aan de wereld toebehoort, en dus vergankelijk is.

Amen

Translator
Translated by: Gerard F. Kotte