The conscious will to serve God is an open concession of submission of will to God. Whoever wants to serve recognizes a lord above him to whom he voluntarily submits himself. And if a person wants to serve God, he has freed himself from the rule of the one who fights God and thus everything that is good.... The will to God is decisive, and man obviously desires God if he offers himself to serve Him. But anyone who strives towards God will also be met by God, for He allows Himself to be found by anyone who seeks Him.... He gives Himself to everyone who desires Him.... And thus the spell is broken which God once imposed on the being because it became apostate to Him, the being becomes free as soon as it wants to serve.... It has passed the test of earthly life, although it still has to fight as long as it remains on earth, but the battle is not a hopeless one, it must inevitably bring it victory.... complete spiritual freedom when it departs from the earthly world. Consequently, the will to serve means salvation, for as soon as man wants to serve God, he declares himself willing to help his fellow man. This is the service God demands of people, that they help to redeem the immature, i.e. that they likewise try to free their fellow human being from the power of the one who caused their banishment. Everything that is unfree, banished is still in the will against God and should change this will. Often it is not able to do this on its own, i.e. it fails to ask God for the strength to do so. Then the fellow human being must help him to do so by trying to introduce him to God's love and goodness, by making His will known to him and by trying to induce him to unite with God and to call upon Him for strength and grace. He then serves his fellow human being with love, and he consciously serves God with this willingness to be redemptively active on earth. He now carries out a work already on earth which earns him a heavenly reward, for he is in God's grace.... but God's grace is: strength in everything he starts, for he is in the circuit of divine love which constantly imparts this strength to him. Thus, it is not the one who wants to rule who will be the recipient of power, but the one who wants to serve.... That which humbles itself deeply before God will be richly rewarded.... He who wants to serve will be allowed to rule, for the flow of power from God enables him to perform an activity that brings him supreme satisfaction. He is immeasurably rich in spiritual good, and he distributes to all those who are in want.... He gave his will to God, and now God Himself determines him to a teaching activity, He makes man wise and therefore gives him light. And the light dominates the darkness.... Whoever surrenders his will to God has given up his former resistance and God can now provide him with spiritual possessions that will last for all eternity....
Amen
TranslatorHet bewuste God willen dienen is een openlijke toegeving van de onderwerping van de wil aan God. Wie dienen wil, erkent een meester boven zich, aan wie hij zich vrijwillig onderwerpt. En als de mens God wil dienen, dan heeft hij zich vrij gemaakt van het gezag van degene, die tegen God strijdt en zodoende tegen alles, wat goed is. De wil ten opzichte van God is doorslaggevend en de mens verlangt duidelijk naar God, als hij zich aan Hem ten dienste aanbiedt.
Maar God komt ook diegene tegemoet, die naar God streeft, want Hij laat Zich vinden door iedereen, die Hem zoekt. Hij geeft Zich aan iedereen, die naar Hem verlangt. En hiermee wordt de ban gebroken, die God het wezen eens opgelegd heeft, omdat het afvallig van Hem werd. Het wezen komt vrij, zodra het dienen wil. Het heeft de levensproef op aarde doorstaan, ofschoon het nog strijden moet, zolang het op aarde verblijft. Maar de strijd is niet uitzichtloos. Het moet hem onvermijdelijk de zege opleveren: volledige geestelijke vrijheid bij het verscheiden van de aardse wereld.
Bijgevolg betekent de wil tot dienen verlossing, want zodra de mens God wil dienen, verklaart hij zich bereid om de medemensen te helpen. Dit is de dienst, die God van de mensen verlangt: dat ze meehelpen aan de verlossing van het onrijpe. Dat wil zeggen dat ze de medemensen eveneens proberen vrij te maken uit de macht van degene, die de oorzaak is van hun ban.
De wil van al wat onvrij, gebonden is, is nog tegen God gericht en deze wil moet veranderen. Vaak is het hier niet uit eigen kracht toe in staat. Dat wil zeggen dat het verzuimt om God de kracht daarvoor te vragen. Dan moet de medemens hem hierbij behulpzaam zijn, doordat hij hem de liefde en goedheid van God probeert bekend te maken. Hem Zijn wil bekendmaakt en hem ertoe probeert te brengen om zich met God te verbinden en zich tot Hem te wenden om kracht en genade.
Hij dient de medemensen dan in liefde en hij dient God bewust met deze bereidwilligheid om verlossend werkzaam te zijn op aarde. Hij voert nu al op aarde een werk uit, dat hem hemels loon oplevert, want hij staat in de genade van God. En de genade van God is kracht in alles, wat hij onderneemt, want hij bevindt zich in de stroomkring van de goddelijke liefde, die hem voortdurend deze kracht geeft. Zodoende zal niet degene die wil heersen de ontvanger van kracht zijn, maar degene, die wil dienen.
Wat zich diep vernedert voor God, zal overvloedig bedacht worden. Wie dienen wil, zal mogen heersen, wat de krachtstroom uit God maakt hem bekwaam voor een werkzaamheid, die hem de grootste tevredenheid oplevert. Hij is onmetelijk rijk aan geestelijke goederen en hij deelt alles uit aan degenen die gebrek lijden. Hij gaf zijn wil aan God en nu wijst God hem aan om onderwijzend werkzaam te zijn. Hij maakt de mens wijs en geeft hem dus licht. En het licht heerst over de duisternis. Wie zijn wil aan God overgeeft, die heeft zijn vroegere verzet opgegeven en God kan hem nu met geestelijke goederen bedenken, die voortbestaan tot in alle eeuwigheid.
Amen
Translator