Compare proclamation with translation

Other translations:

Spiritual bondage or subordination of the will....

The consequences of the rebellion against God must be borne by the spiritual itself, which thereby sinned against God, or the spiritual must submit to God in order to restore the former state. So the spiritual must either feel the lack of freedom as agony or acquire freedom again by being subject to God. The unfree state, however, can never be ended by the spiritual being on its own authority other than by subordinating its will to the divine will. Consequently, there can only be a persistence in the banished state or a release from it. The former is a will that resists God, the latter a giving up of resistance to God. In a manner of speaking, the giving up of resistance is an escape from the unfree state, which means agony for the being, and therefore it has to go the endlessly long earthly path in order to finally be able to feel love for God, so that the being then turns to God in joyful longing.... It no longer has to experience the bound state as mere torment but it must apparently also bring it happiness and joy, and yet the human being has to long for God, only then will he no longer be judged, i.e. he will be forced to make his decision in favour of God but completely free will will determine him to seek union with God, and only then can he become completely free from his constraint. For now he submits himself to divine will and re-establishes the original relationship, and the once apostate spiritual substance is now with God again and united with God for all eternity....

Amen

Translator
Translated by: Doris Boekers

Geestelijke onvrijheid of het ondergeschikt maken van de wil

De gevolgen van het verzet tegen God moeten door het geestelijke, dat daardoor tegen God zondigt, zelf gedragen worden of het geestelijke moet zich aan God ondergeschikt maken om weer de toestand, die voorheen ook bestond, tot stand te brengen. Dus moet het geestelijke of de onvrijheid als kwelling ervaren of zich weer de vrijheid verwerven, doordat het aan God onderworpen is. Maar de onvrije toestand kan nooit anders eigenmachtig door het wezenlijke beëindigd worden, dan door het onderschikt maken van de wil aan de goddelijke wil. Bijgevolg bestaat er alleen maar een blijven in de gebonden toestand of een zich daaruit verlossen.

De eerste is de wil, die zich tegen God verzet. De laatste is een opgeven van het verzet tegen God. Het opgeven van het verzet is in zekere zin een vlucht uit de onvrije toestand, die een kwelling voor het wezen betekent en daarom moet het de eindeloos lange weg over de aarde gaan om uiteindelijk de liefde voor God te kunnen voelen, opdat het wezen zich dan in een blij verlangen naar God toekeert.

Hij moet de gebonden toestand niet meer alleen als kwelling ervaren, maar het moet hem schijnbaar ook geluk en vreugde opleveren. En nochtans moet de mens naar God verlangen. Pas dan bevindt hij zich niet meer in de gerichte toestand, dat wil zeggen gedwongen tot zijn beslissing vόόr God gebracht worden, maar de volledig vrije wil bepaalt het om de vereniging met God te zoeken en pas dan kan hij volledig vrijkomen uit zijn gebondenheid. Want nu onderwerpt hij zich aan de goddelijke wil en brengt de oorspronkelijke verhouding weer tot stand en het eens afgevallen geestelijke is nu weer bij God en met God verenigd tot in alle eeuwigheid.

Amen

Translator
Translated by: Peter Schelling