It is up to the human being's will to gain insight into the kingdom which is otherwise closed to him because it exists outside of everything earthly. He only has to adjust himself likewise extraterrestrially.... he must send that which is supernatural in him.... the spiritual spark which God has placed in his heart as a particle of Himself.... to where his actual home is. The spiritual within him strives towards the spiritual outside the earth, and this spiritual guides it and leads it into eternal glory. The spirit in the human being can therefore see everything and nothing remains hidden from it, yet it is not always possible to make what the spirit sees accessible to the human being's soul.... The soul must first have developed its senses in such a way that it is able to take in what is offered to it. It must first desire the spiritual before it pays attention to the earthly. And this requires a strong will on the part of the human being and a deep desire for spiritual impressions: But if both are present, then there are no limits for the human being. He can let his gaze wander into that land which is unimaginable in its splendour. All earthly concepts such as constraint, limitation and imperfection are eliminated. What presents itself to the eyes of the spiritual observer is fullest harmony, noblest lines, indescribable in its colouring, light and lively and not bound to the narrow limits of earthly life. Everything is light and bright, and nothing inharmonious disturbs the graceful picture.... It is a harmonious peace and yet nothing dead.... it breathes life and love, it is incomparable beauty, and it is the most varied impressions that the spirit of God wants to convey to his soul, but which cannot be grasped by human senses. It is therefore extremely difficult to reproduce what has been seen, for man's imagination is too small to be able to form a true picture; yet what the spirit has seen once remains in him and he repeatedly seeks out those realms in order to gather new impressions. Sometimes it succeeds in conveying such impressions to the soul, and this always happens when the desire for it has become so strong in the human being that he completely forgets the earth. Then the separation from the physical bondage is easier and the receptivity for spiritual images is greater. These are unimaginable glories which the human eye could never behold, because splendour and magnificence would blind it, and only a very high degree of maturity can endure conscious beholding. Man must have lost all connection with earth, then it is possible for him to have a look into those spheres already in earthly existence. But in order to grant people a small insight into those glories, God instructs His messengers to awaken the gift of imagination in some people in order to be able to reproduce approximately in pictures what they have seen spiritually and conveyed to the soul, so that the desire for those glories is awakened and increased. However, the beauty of the forms, the radiant splendour of the colours, the diversity of the wonders of creation cannot be reproduced, for the boldest fantasies do not even come close to those glories. And so it is only possible to tell the children of earth to a limited extent, and only the deepest desire for it removes the veil that is spread over everything as long as the being still belongs to earth.... Yet it is possible for the sincerely striving person to lift this veil and consciously look into the kingdom beyond, but then his departure from this world is not far away....
Amen
TranslatorHet ligt aan de wil van de mens om te zorgen voor een inkijk in het rijk, dat anders gesloten voor hem is, omdat het buiten al het aardse bestaat. Hij moet enkel zichzelf eveneens buitenaards instellen. Hij moet dat, wat buitenaards in hem is, de geestelijke vonk, die God hem, als deeltje van Zichzelf, in het hart gelegd heeft, daarheen sturen, waar zijn eigenlijke vaderland is. Het geestelijke in hem streeft het geestelijke buiten de aarde tegemoet en dit geestelijke leidt het en voert het de eeuwige heerlijkheid binnen.
De geest in de mens kan dus alles bekijken en niets blijft voor hem verborgen. Maar het is niet altijd mogelijk om hetgeen de geest gezien heeft voor de ziel van de mens toegankelijk te maken. De ziel moet eerst haar denken als het ware zo ontwikkeld hebben, dat ze in staat is om hetgeen haar aangeboden is op te nemen. Ze moet eerst naar het geestelijke verlangen, voordat ze acht slaat op het aardse.
En daar hoort een sterke wil van de mens bij en een diep verlangen naar geestelijke indrukken. Maar als beide beschikbaar zijn, dan bestaan er voor de mens geen grenzen. Hij kan zijn blik in dit land, dat onvoorstelbaar is in zijn heerlijkheid, laten zwerven. Alle aardse begrippen, zoals dwang, begrenzing en onvolmaaktheid vallen weg.
Wat zich aan de ogen van degene, die geestelijk schouwt, aanbiedt, is in de meest volledige harmonie, de voortreffelijkste lijnen, onbeschrijflijk in zijn kleurschakeringen, licht en zwierig en niet aan de nauwe grenzen van het aardse leven gebonden. Alles is licht en helder en niets onharmonisch verstoort het bekoorlijke tafereel. Het is een harmonische vrede en toch niets doods. Alles ademt leven en liefde. Het is van een onvergelijkbare schoonheid en het zijn de meest afwisselende indrukken, die de geest uit God aan zijn ziel zou willen geven, maar die met menselijke zinnen niet bevat kunnen worden.
Daarom is het buitengewoon moeilijk om het geziene te beschrijven, want het voorstellingsvermogen van de mens is te gering om zich overeenkomstig de waarheid een beeld te kunnen vormen. Maar wat de geest eenmaal gezien heeft, blijft in hem en hij bezoekt steeds weer nieuwe streken om nieuwe indrukken te verzamelen. Het lukt hem af en toe wel om dit op de ziel over te brengen. En dit steeds dan, wanneer het verlangen ernaar in de mens zo sterk geworden is, dat hij de aarde volledig vergeet. Dan is het scheiden van de lichamelijke boeien gemakkelijker en de bekwaamheid om geestelijke beelden op te nemen, groter.
Het zijn onvoorstelbare heerlijkheden, die het menselijke oog nooit zou kunnen zien, omdat glans en pracht het zouden verblinden en alleen een zeer hoge rijpheidsgraad laat een bewust schouwen verdragen. De mens moet elke binding met de aarde verloren hebben, dan is het voor hem mogelijk om al tijdens het bestaan op aarde een blik in deze sferen te werpen.
Maar om de mensen een inkijkje te kunnen geven in deze heerlijkheden, geeft God Zijn boden opdracht om het voorstellingsvermogen in enige mensen op te wekken om het door hen geestelijke geziene en hetgeen aan de ziel overgedragen is bij benadering beeldend te kunnen beschrijven, opdat het verlangen naar deze heerlijkheden opgewekt en vergroot wordt. De schoonheid van de vormen, de lichtende kleurenpracht, de veelzijdigheid van het scheppingswonder zijn echter niet te beschrijven, want de gewaagdste fantasieën kunnen in de verste verte niet met deze heerlijkheden wedijveren.
En dus is het slechts beperkt mogelijk om dit aan de mensenkinderen bekend te maken. En alleen het diepste verlangen ernaar verwijdert de sluier, die over alles uitgespreid is, zolang het wezen nog aan de aarde toebehoort. Maar voor degene die ernstig streeft, is het mogelijk om ook deze sluier op te lichten en bewust in het rijk aan gene zijde te kijken. Maar dan is zijn heengaan van deze wereld ook niet ver meer weg.
Amen
Translator