Compare proclamation with translation

Other translations:

Dispensations of providence are divine will.... Guarantee for highest maturity....

It is the Lord's will that everything which lives subordinates itself to His laws, consequently nothing can happen that is not according to divine will as long as it concerns events which affect a person by providence for the purpose of inner experience. The human being's will can never oppose divine will, he will never succeed in abolishing or changing what God has determined, for such is not within his power. The human being's will has to fall in line with it, he must effectively agree even if it does not correspond to his will, since this coercion signifies his guarantee to be able to achieve the highest goal, that is, he is thereby given every opportunity towards higher development.... Nevertheless, whether he makes use of it or not entirely depends on his will. But were the human being be able to shape his own destiny this guarantee would not be given, for he has no idea what his spirit needs and in which way it can be set free. Therefore, God Himself determines the fate of every individual person and arranges it such that His will cannot be counteracted because of lack of understanding or a rebellious will. And thus the divine Creator demonstrates with His laws the most loving care for His living creations; His wisdom recognises the state of every individual and He always aims to bestow upon everyone the greatest possible means of help through dispensations of providence which ensure spiritual progress.

The fact that so many opportunities remain unused is not due to the Creator's will but is entirely due to the human being if he pays too little attention to his inner life. Yet this person could also be granted a different life but he would never use it for the benefit of his soul, therefore he should never consider his immature state of soul to be the result of his earthly destiny.... For even if God gave him the freedom to shape his own destiny he would remain on the same level since his will does not strive towards ascent. The same applies to those entities which, in full possession of their will, populate the world of the beyond and which are therefore free from all earthly weight. They, too, are subject to a certain law which they have to submit to. If they are perfect, they can only want that which is God's will.... And in the state of imperfection, the fate of the beings in the beyond is, like in earthly life, allotted to them such that it is most likely to contribute towards the soul's purification, realisation and advancement. Once again, divine will applies, and once again it is left up to them to submit themselves, i.e. their will, to divine will or to resist it, but they can never change this will or make it ineffective. One will rules all.... Everything that subordinates itself to this will of its own accord is redeemed.... yet damned are the beings which want to oppose the divine will.... For this intention will only end with their downfall. Divine will can never ever be excluded. Even where human will is at work accomplishing things which contradict divine will, it is only with God's permission that this human work succeeds in order to thereby bring help to a soul in spiritual distress, as nothing could ever happen which would be entirely against His will. For His wisdom, love and omnipotence determines everything that happens.... And this wisdom, love and omnipotence only ever wants what is best for every one of His created beings.... And therefore it is impossible for any being to oppose this will. Only the shaping of its soul is left for the being to manage itself.... This is not compelled by the Creator in the slightest, and thus the being can use its free will according to its own discretion....

Amen

Translator
Translated by: Heidi Hanna

Lotsbeschikking door de goddelijke wil – Garantie voor de grootste rijpheid

Het is de wil van de Heer, dat alles wat leeft zich aan Zijn wet onderwerpt en er kan dus niets gebeuren, wat niet binnen de goddelijke wil valt, voor zover het over gebeurtenissen gaat, die noodlottig voor de mensen zijn met als doel het innerlijk bewust meemaken. Nooit kan de wil van de mens zich tegen de goddelijke wil verzetten. Nooit zal het hem lukken om dat, wat God bepaald heeft, te beëindigen of te veranderen, want dit ligt niet binnen zijn macht. De wil van de mens moet zich schikken, hij moet in zekere zin verklaren ermee akkoord te gaan, ook wanneer het niet met zijn wil overeenkomt, want deze dwang betekent voor hem de garantie, dat hij het hoogste doel kan bereiken. Dat betekent, dat alle mogelijkheden tot opwaartse ontwikkeling hem daardoor gegeven zijn. Maar of hij ze gebruikt, hangt alleen van zijn wil af.

Maar als de mens zelf zijn lot een vorm zou kunnen geven, dan zou deze garantie hem niet gegeven worden, want het ontbreekt hem aan elke kennis over wat zijn geest mist en in welke vorm hij bevrijd kan worden. Dus heeft God Zelf het lot van elk individu bepaald en het zo beschikt, dat er niet in strijd met Zijn wil gehandeld kan worden vanwege onbegrip of de wil om in opstand te komen. En zo toont de goddelijke Schepper met Zijn wetten de liefdevolste zorg voor Zijn schepselen. Zijn wijsheid herkent de staat van elk individu en Hij probeert iedereen door spelingen van het lot de grootst mogelijke hulpmiddelen te geven, die een geestelijke vooruitgang garanderen.

Dat nu vele mogelijkheden onbenut blijven, ligt niet aan de wil van de Schepper, maar enkel aan de mens zelf, als hij te weinig aandacht schenkt aan zijn zielenleven. Maar dit mens zou het leven ook in een andere vorm ten deel gevallen kunnen zijn. Hij zou het nooit gebruiken voor zijn zielenheil, dus mag hij ook nooit zijn onrijpe zielstoestand als het gevolg van zijn aards lot beschouwen. Want als God hem ook de vrijheid zou willen geven om dit lot zelf vorm te geven, dan zou hij op dezelfde trede blijven staan, omdat zijn wil niet naar de hoogte streeft.

Datzelfde geldt voor deze wezens, die met volledige beschikking van hun wil het hiernamaals bewonen en dus onafhankelijk zijn van alle zwaarte van de aarde. Ook hun is een bepaalde wet gegeven, waarvoor ze zich moeten buigen. Ze kunnen, als ze volmaakt zijn, enkel willen, wat God wil. En in onvolmaakte toestand zullen de wezens in het hiernamaals net als in het aardse leven, hun lot net zo ten deel vallen, zoals het het snelst aan de loutering, het inzicht en de vooruitgang van de ziel bijdraagt.

Opnieuw geldt dus enkel de goddelijke wil en opnieuw is het aan hen, dat wil zeggen hun wil, overgelaten zich aan de goddelijke wil ondergeschikt te maken of zich tegen deze wil te verzetten, maar nooit kunnen ze deze wil veranderen of hem zonder uitwerking laten zijn. Eén wil regeert alles. Alles, wat zich uit eigen beweging aan deze wil onderwerpt, wordt verlost, maar die wezens die de goddelijke wil willen bestrijden, zijn verdoemd. Want dit voornemen zal alleen met de ondergang eindigen.

Nooit en te nimmer kan de goddelijke wil uitgeschakeld worden. Zelfs daar, waar de wil van de mens aan het werk is om dingen tot stand te brengen, die in strijd zijn met de goddelijke wil, is het weer enkel de toelating van God om daardoor weer zielen redding uit de geestelijke nood te brengen, maar nooit zou iets kunnen gebeuren, wat geheel tegen Zijn wil zou zijn. Want Zijn wijsheid, liefde en almacht zijn bepalend voor alles, wat er gebeurt. En deze wijsheid, liefde en almacht zal steeds alleen maar willen, wat het beste is voor de door Hem geschapen wezens.

En daarom zal geen wezen zich tegen deze wil kunnen verzetten. Alleen de geestelijke ontwikkeling staat elk wezen vrij. Hier oefent de Schepper niet de geringste dwang op uit en daarom kan het wezen zijn vrije wil naar eigen goeddunken gebruiken.

Amen

Translator
Translated by: Peter Schelling