The creator of heaven and earth is inseparably connected with all His creatures, nothing is viable without the supply of His strength and thus this strength has to be imparted to every work of creation in order to sustain it. Thus all beings are in constant union with the supreme being and therefore the being can only go a non-God-willed path without, however, being able to completely separate itself from its creator and producer. It will always have to make use of the creator's grant of strength, even though in the final stage of its development, in the delusion of its thinking, it believes itself to be independent of any power above it. Not wanting to regocnize a power does not exclude the existence of such a power.... Therefore, if the being wants to separate itself from its creator, this only happens in its own thinking by consciously turning its will away from the divine will.... but it can never separate itself from its creator through such thinking, for this would be tantamount to 'non-being'.... Separation is therefore impossible, and the conscious turning away from God only has the consequence that this being does not strive for the liberation of the spirit, but prefers to remain in an unredeemed state, i.e. it puts itself back into the banished form, as it were, which it had already overcome.... and thus widens the gap between the creator and itself into infinity instead of narrowing it. And this decline is like an eternal damnation, for it is an endless time of unspeakable agony for the being.... There is no non-being.... only an unredeemed being.... The path to redemption is possible for every being and all conceivable help is granted to it.... Only the union with God must be striven for, but not the distance from God.... God draws the beings to Himself in His infinite love as long as they only look up to Him.... Yet if He finds resistance in the human being's will and His love is not accepted, the supply of grace will also cease; however, the supply of strength from God will still be granted to him as long as the earthly path has not yet been travelled. Only in the beyond will the being that offered resistance feel the lack of divine strength, it is then effectively left to its own devices. Even then it still has the opportunity to bridge the gulf, however, there is also the obvious danger of falling into endless depths if its stubbornness is so great that it still rejects all help. And then the path downwards has been taken which ends in captivity again.... that the being is again incorporated into the solid form and has to go through the course of its higher development again for eternities until finally the separation of the creature from the eternal creator is overcome....
Amen
TranslatorOnscheidbaar is de Schepper van hemel en aarde verbonden met al Zijn schepselen. Zonder het doen toekomen van Zijn kracht is niets levensvatbaar en dus moet deze kracht aan elk scheppingswerk worden gegeven om het te behouden. Zo staan alle wezens in voortdurende verbinding met het hoogste Wezen en kan derhalve het wezen toch een niet-door-God-gewilde weg gaan, zonder echter zich helemaal van zijn Schepper en Maker te kunnen scheiden. Het zal altijd een beroep moeten doen op Diens verschaffen van kracht, ofschoon het zich in de verblindheid van zijn denken, in het laatste stadium van zijn ontwikkeling, onafhankelijk waant van elke boven hem staande macht. Het niet willen erkennen van een macht schakelt het aanwezig zijn van zo’n macht niet uit.
Als dus het wezen zich wil scheiden van zijn Schepper, gebeurt dit alleen in zijn eigen denken, doordat het zijn wil bewust afkeert van de goddelijke Wil, maar nooit kan het zich door zulk denken losmaken van zijn Schepper, want dit zou hetzelfde betekenen als “niet-zijn”. Een scheiden is bijgevolg niet mogelijk en het zich bewust van God afkeren heeft alleen tot gevolg, dat dit wezen niet naar de vrijwording van zijn geest streeft, maar dat het verkiest om in onverloste toestand te blijven, dus dat het zich als het ware terugplaatst in de gekluisterde vorm, die het al had overwonnen en het zo de kloof tussen de Schepper en zichzelf eindeloos vergroot, in plaats van die te verkleinen. En deze teruggang is hetzelfde als een eeuwige verdoeming, want voor het wezen zijn het eindeloze tijden in onuitsprekelijke kwelling. Er bestaat geen niet-zijn, alleen een onverlost-zijn. De weg naar de verlossing is voor ieder wezen begaanbaar en er wordt hem alle mogelijke hulp verleend. Alleen moet de vereniging met God worden nagestreefd, maar niet de verwijdering van God. God trekt de wezens tot Zich omhoog in Zijn oneindige Liefde, indien ze maar de ogen opslaan naar Hem. Maar als Hij weerstand vindt in de wil van de mens en Zijn Liefde wordt niet aangenomen, dan houdt ook het geven van genade op, maar de krachttoevoer uit God wordt hem net als voorheen verleend, zolang de weg over de aarde nog niet is afgelegd.
Pas in het hiernamaals zal het wezen, dat weerstand bood, het gebrek aan goddelijke kracht gaan merken. Het is dan in zekere zin aan zichzelf overgelaten. Het heeft ook dan nog de mogelijkheid de kloof te overbruggen, echter ligt ook het gevaar voor de hand, in eindeloze diepten omlaag te storten, als de verstoktheid zo groot is, dat het ook dan nog elke hulp afwijst. En dan is de weg naar omlaag ingeslagen, die weer in gevangenschap eindigt, dat het wezen weer wordt ingelijfd in de vaste vorm en de gang van zijn positieve ontwikkeling weer eeuwigheden moet doormaken, tot eindelijk de scheiding van het schepsel van de eeuwige Schepper is overwonnen.
Amen
Translator