• Zurück

Auferstehung zum Leben....

Auch ihr werdet auferstehen von den Toten, d.h., ihr werdet nur euren irdischen Leib verlassen, die Seele aber wird eingehen in das geistige Reich.... Und Ich gab euch den Beweis dessen, Ich ließ an Mir den Vorgang sichtbar vor sich gehen, denn es sollte die ganze Welt Kenntnis nehmen davon, daß Ich den Tod überwunden hatte, daß es keinen Tod zu geben braucht für den Menschen, der seiner Seele den Reifezustand verschafft hat auf Erden, daß sie als vergeistigt eingehen kann in das Reich des Lichtes nach ihrem Abscheiden von dieser Erde.... Immer aber muß dieser "Auferstehung zum Leben" die Erlösung durch Jesus Christus vorangehen, ansonsten die Seele dem Tode verfallen bleibt, denn solange sie sich noch in der Gewalt Meines Gegners befindet, hat sie kein Leben, sie ist gefesselt und völlig untätig, es ist wahrlich ein Zustand des Todes, in dem sich eine unerlöste Seele befindet. Doch Ich erwarb ihr durch Meinen Tod am Kreuz das ewige Leben.... Sie braucht den Tod nicht mehr zu fürchten, denn Ich schenkte ihr das Leben, das ewig währet, Ich befreie die Seele nur von ihrem Fleischleib, und sie kann in Freiheit eingehen in das jenseitige Reich, die Seele steht auf aus ihrem Grabe, sie tritt in einen Lichtzustand ein, der völlig entgegengesetzt ist dem gefesselten Zustand zuvor. Darum also gab Ich den Menschen einen Beweis durch Meine Auferstehung am dritten Tage, weil niemand daran glaubt, daß es ein Weiterleben nach dem Tode gibt, und weil sie deshalb gleichgültig und lau ihr Erdenleben führten und nichts taten, um der Seele eine Auferstehung im Licht zu sichern. Und Ich mußte es ihnen beweisen dadurch, daß auch Mein Leib auferstand, daß er die Fesseln des Todes sprengte, daß Ich dem Grabe entstieg, um den Meinen wieder zu erscheinen und ihnen die Erfüllung Meiner Verheißung zu beweisen, daß Ich am dritten Tage wieder auferstehen werde.... Ihr Menschen alle sollet daran glauben, daß ihr nicht nur für die Erde geschaffen seid, daß mit eurem Tode nicht alles zu Ende ist, sondern daß das eigentliche Leben erst dann beginnt. Und ihr sollet euer Wesen so gestalten, daß ihr euch noch im Erdenleben vergeistigt, daß nicht nur die Seelen, sondern auch eure Körper sich nach dem Tode wieder erheben können aus dem Grabe, daß sie zum wahren Leben eingehen können, und daß solches möglich ist, dafür gab Ich euch den Beweis.... Die Unwissenheit jener Menschen zur Zeit Meines Erdenwandels, ihre geistige Blindheit war so groß, daß sie selbst nichts wußten um Zweck und Ziel ihres Erdendaseins, und sie wähnten sich wieder ausgelöscht mit dem Moment des Todes, und entsprechend lebten sie auch nur rein weltlich gerichteten Sinnes, sie gedachten nicht ihres Seelenheils und fürchteten nicht die Verantwortung vor ihrem Gott und Schöpfer. Und darum galt es, gerade diesen Menschen einen Beweis zu geben, der zwar auch nur von den gutwilligen als glaubwürdig angenommen wurde, während die anderen sich auf alle mögliche Weise das Verschwinden Meines Leibes aus dem Grabe zu erklären suchten. Doch die Meinen wurden in ihrem Glauben gestärkt, denen Ich erschien, wie Ich es ihnen vorausgesagt hatte, und die Ich auch mit einer Mission in die Welt hinaussandte.... Mein Evangelium hinauszutragen in die Welt, die Liebelehre zu künden und den Menschen ein Fortleben nach dem Tode glaubhaft zu machen und von Meiner Auferstehung aus dem Grabe zu predigen allen, die guten Willens waren und Meine Jünger anhörten. Es sollte den Menschen ihre eigene Verantwortung gestärkt werden für die Führung ihres Lebenswandels, sie sollten bewußt eine Auferstehung nach dem Tode anstreben, und sowie sie an Mich glaubten und an Mein Erlösungswerk, das Ich für die sündige Menschheit vollbracht habe, konnten sie auch an Meine Auferstehung glauben und nun auch der eigenen Auferstehung entgegengehen ohne Furcht und im Vertrauen auf Mich, Der Ich sie auferwecken werde dereinst in der Ewigkeit. Denn Ich Selbst habe euch die Verheißung gegeben: Wer an Mich glaubt, der wird leben in Ewigkeit.... Und ob auch sein Leib stirbt.... sein Ich, seine Seele, kann nicht sterben, sie wechselt nur ihren Aufenthalt und geht in das jenseitige Reich ein, das nun aber beschaffen ist nach seinem Lebenswandel.... Und wenn Ich Selbst die Seele erwecken kann von ihrem Todesschlaf, dann wird ihr auch ein Leben in Seligkeit beschieden sein.... Denn sowie sie an Mich glaubt, hat sie auch im Erdenleben zu Mir gefunden und ihre Sünden unter Mein Kreuz getragen.... Und dann ist sie frei von aller Schuld und geht unbeschwert in das jenseitige Reich ein, wo sie nun leben wird und dieses Leben auch nimmermehr verlieren kann....

Amen

Verrijzenis ten leven

De wezens die eens door MIJ werden uitgestraald, droegen zolang Mijn Wil in zich, als ze in innige liefde met MIJ verbonden waren, toen IK hen doorstralen kon met Mijn Liefde en er daarom in hen geen andere wil kon zijn dan de Mijne, anders gezegd: dat hun willen en denken voortdurend in overeenstemming was met Mijn willen en denken. En toch was de wil van de wezens vrij, omdat ze nu eenmaal door MIJ geschapen, hoogst volmaakte wezens waren en dezelfde wil in zich hadden als IK, zonder echter onder enige dwang te staan. Dus hun wil was vrij vanaf het begin, maar niet anders dan de Mijne en deze gelijkheid van wil was zo eeuwigheden, want deze gelijksoortigheid van hun wil met de Mijne kon zolang niet verstoord worden als de stroom van Mijn Liefde al deze wezens doorstraalde.

Pas toen de eerstgeschapen oergeest, Lucifer, zijn denkvermogen verkeerd gebruikte, toen hij het Woord dat hem uit MIJ toestroomde niet meer verlangend in liefde aannam en daardoor de Kracht van Mijn Liefde die hem toestroomde een lichte afzwakking onderging, begon de eigen wil in hem, die vrij was, zich te uiten zonder dat IK hem daarbij hinderde. En pas toen hij zich steeds sterker begon te verzetten tegen de Kracht van Mijn Liefde, kon van een uiting van zijn vrije wil gesproken worden, die echter tot nu toe geheel in Mijn Wil opging, ofschoon hij vrij was. En nu was de tijd gekomen waarin Mijn eerstgeschapen evenbeeld vrij moest beslissen, omdat IK pas de wilsproef van hem verlangde, toen zijn wil begon af te wijken van de Mijne, door het afwijzen van de Krachtstroom van Mijn Liefde.

En zo was het ook gesteld met alle door ons beider Liefdekracht geschapen wezens, die nu weer door Lucifer ertoe werden gebracht aan hun wil uiting te geven, die net zo vrij was en ook net zo lang geheel in Mijn Wil opging als ze zonder remmingen de stroom van Mijn Liefde ontvingen. Ook zij begonnen hun denkvermogen verkeerd te gebruiken en zich meer bij de wil van Lucifer aan te sluiten, en IK hinderde hun vrije wil niet, want IK wilde dat ze nu openlijk de wilsproef aflegden bij wie ze wilden blijven.

Dus kwam de vrije wil pas in aktie, toen de wezens zich afsloten voor Mijn Liefde, want tevoren betrof deze wil - ofschoon vrij - helemaal Diegene, van Wie ze waren uitgegaan. Het wezen bewees dus pas dan de vrijheid van zijn wil, toen het tegen MIJ in opstand kwam, want tevoren verhinderde zijn grote liefde het, zijn wil tegen MIJ te keren; want de liefde zal steeds met MIJ één van wil zijn. Houd dit dus voor gezegd dat wel ieder schepsel als wezenlijk goddelijk kenmerk de vrije wil had, omdat het Mijn evenbeeld was, maar dat het eeuwigheden lang van deze vrije wil geen gebruik maakte, omdat het geheel één was met MIJ en zich ononderbroken in de stroomkring van Mijn Liefde bevond, wat zoveel betekende, dat het niet uit de eeuwige ordening trad.

Pas de verandering in het denken van Lucifer bracht ook een verandering van zijn wil teweeg en IK liet zowel zijn verkeerd denken, alsook zijn verkeerd willen de vrije loop, die dan weer na eindeloze tijden ook steeds meer op de door hem geschapen wezens overging en de wil zich dus nu splitste en van nu af aan de 'vrije wil' zich openbaarde. Wanneer er dus gezegd wordt: de wezens konden niet anders willen dan zoals het Mijn Wil was, dan gaat dit over de toestand in het begin, toen ze alleen Mijn Wil lieten gelden uit overgrote liefde voor MIJ en als gevolg van het doorstralen met Mijn allesoverheersende Liefde.

In deze toestand was een andere wil dan de Mijne niet mogelijk, het was evenwel geen toestand van dwang waarin de wezens zich in het begin bevonden, veeleer alleen het bewijs van hoogste volmaaktheid waarin IK ieder wezen buiten MIJ plaatste.

Dat Lucifer en een groot deel van zijn aanhang gevallen is door de verkeerde wilsbeslissing en zo in de grootste ellende geraakte, maakte echter het worden tot een "kind GOD's" mogelijk, alleen moest het wezen door de diepste diepten gaan en een zo grote strijd voeren op zijn terugweg naar MIJ, dat het zich daardoor ook de rechten van een kind verwerft. De niet gevallen wezens echter genieten ononderbroken hemelse zaligheden en ze zijn er toch niet van uitgesloten eveneens nog het kindschap GOD's na te streven en te bereiken.

Doch IK weet waarlijk hoe IK Mijn schepselen met gaven, bedenk en welke wegen ze moeten gaan om het hoogste doel te bereiken. Maar steeds is het de aaneensluiting met MIJ die hun de hoogste gelukzaligheid oplevert. En IK ben alle kinderen zo nabij dat ze ME kunnen gewaarworden en wederom zo ver weg, dat ze onophoudelijk zullen streven naar MIJ te gaan en steeds weer de aanstraling van Mijn Liefde als bewijs van Mijn aanwezigheid mogen ontvangen.

Amen