• Zurück

Barmherzige Fürbitte....

Fordert nicht von Mir Barmherzigkeit, die ihr die gleiche Barmherzigkeit eurem Mitmenschen verweigert, der sich an euch vergangen hat. Denn es ist kein Mensch sündenlos, es ist jeder einzelne auf Meine Barmherzigkeit angewiesen, daß Ich sie ihm erweise trotz seiner Sündhaftigkeit.... Und so muß Ich überall Gnaden walten lassen, wie ihr auch das gleiche tun sollet denen gegenüber, die eher Hilfe bedürfen als ein hartes Urteil, wenn sie genesen sollen an ihren Seelen. Immer wieder muß Ich es betonen, daß ihr Menschen alle bedrängt werdet von Meinem Gegner.... Zwar kann jeder einzelne sich dagegen wehren durch seinen Anruf zu Mir, Der Ich wohl auch über jenen Gegner Macht habe und sie auch anwende, wenn ein Mensch Mich gläubig und vertrauend um Schutz und Hilfe bittet. Aber er tritt oft unter solcher Maske an die Menschen heran, daß sie ihn nicht zu erkennen vermögen und darum auch in seine Fangnetze geraten. Wohl ist auch dies eigenes Versagen, weil sie finsteren Geistes sind und nichts tun, um in sich ein kleines Licht zu entzünden, und sie werden auch dieses Versagen einst bitter bereuen, denn sie nehmen die Finsternis mit hinüber in das geistige Reich und hätten doch ebensogut im Erdenleben zum Licht gelangen können. Aber Meine Gnade und Barmherzigkeit wird immer wieder ihnen Hilfestellung leisten, sowohl auf Erden als auch im jenseitigen Reich, Ich werde sie nicht verdammen, sondern immer nur aus ihrem erbarmungswürdigen Zustand zu befreien suchen. Und dessen sollet ihr alle eingedenk sein, ihr sollt ebenso handeln, und es sollen die Schwächen eurer Mitmenschen in euch ein heißes Erbarmen auslösen, ihr sollt bangen um deren Seelen und ihnen helfen wollen, was euch auch möglich ist durch fürbittende Gedanken oder Gebete, durch Zuwendung von Liebekraft, die jene Seelen wohltätig berühren wird. Ihr müsset ringen mit Meinem Gegner um solche Seelen.... und ihr werdet stärker sein als er, sowie euch Liebe bewegt, der Seele helfen zu wollen. Und auf daß die Liebe in euch aufflammt für solche unglücklichen Seelen, die der Gegner gefangenhält, sollet ihr euch vorstellen, daß er sie lange nicht freigeben wird, ist sie erst einmal ihres Körpers ledig geworden und in das finstere jenseitige Reich eingegangen, wo ihr jegliche Kraft fehlt zum Widerstand, wo sie völlig in seiner Gewalt ist. Auch dann noch kann die Liebe eines Menschen ihm solche Seelen abringen, aber solange der Mensch noch auf der Erde weilt, kann die Kraft der Fürbitte noch einen Wandel seines Denkens zur Folge haben, und er kann selbst noch an sich arbeiten und zur Erkenntnis seiner Schwächen und Fehler kommen. Und schon diese Erkenntnis kann ihn bewahren vor dem Lose der Finsternis im jenseitigen Reich. Schenkt Erbarmen allen Irregeleiteten, und suchet sie auf den rechten Weg zu leiten. Und gelingt euch dieses nicht, so betet für sie, aber überlasset sie nicht dem Feind, der unsägliche Qualen bringt über jene Seelen, vor denen ihr sie befreien könnt durch eure liebende Fürbitte. Ich höre jeden erbarmenden Ruf, und um eurer Liebe willen bin Ich auch zur Hilfe bereit. Bleibt aber eine solche Seele sich selbst überlassen, so wird sie sich immer tiefer verstricken in die Fangnetze des Satans, ohne daß sie selbst es erkennt, weil sie völlig blind ist im Geist und selbst nicht das Licht annimmt, das ihr leuchten könnte auf dem Erdenweg. Denn gerade die Willensschwäche sucht der Gegner zu erhalten, und diese kann nur behoben werden durch Kraftzufuhr, die eine liebende Fürbitte immer der Seele zuwenden wird.... Unterschätzet nicht die Kraft der Fürbitte.... Was einem guten Redner nicht gelingt, kann die liebende Fürbitte zuwege bringen.... Und darum lege ich euch allen diese in der Finsternis wandelnden Seelen ans Herz, daß ihr sie einschließet in euer Gebet, daß ihr ihnen Barmherzigkeit entgegenbringen möget, denn sie sind arm und elend und können nur durch liebendes Gedenken Kraftzuwendung erfahren. Sehet immer den Gegner als den größten Feind an, und helfet jenen, von ihm frei zu werden, und ihr habt wahrlich ein Liebewerk vollbracht, das euch jene Seelen ewig danken werden....

Amen

De barmhartige voorbede

Verlang van Mij geen barmhartigheid, u die dezelfde barmhartigheid ontzegt aan uw medemensen die u iets hebben misdaan. Want er is geen mens zonder zonde. Ieder afzonderlijk is op mijn barmhartigheid aangewezen, dat Ik ze hem betoon ondanks zijn zondigheid.

En zo moet Ik overal genaden als recht laten gelden, zoals u ook hetzelfde zult moeten doen tegenover degenen die eerder hulp nodig hebben dan een hard oordeel, wanneer hun ziel moet genezen. Steeds weer moet Ik er nadrukkelijk op wijzen dat u mensen allen in het nauw wordt gebracht door mijn tegenstander.

Weliswaar kan ieder afzonderlijk zich daartegen verweren door zijn roep naar Mij. Ik heb immers ook over de tegenstander macht en gebruik deze ook wanneer een mens Mij gelovig en vol vertrouwen om bescherming en hulp vraagt. Maar hij benadert de mensen vaak onder vermomming, zodat ze niet in staat zijn hem te herkennen en daarom raken ze ook in zijn vangnetten verstrikt. Wel is dit ook eigen falen, omdat ze een verduisterde geest hebben en niets doen om een klein lichtje in zich te ontsteken. En ze zullen ook dit falen eens bitter berouwen, want ze nemen de duisternis mee naar de overkant in het geestelijke rijk en zouden toch evenzogoed in het aardse leven het licht hebben kunnen verwerven. Maar mijn genade en barmhartigheid zullen hun steeds weer hulp bieden, zowel op aarde als ook in het rijk hierna. Ik zal ze niet verdoemen. Integendeel, Ik zal steeds trachten hen uit hun erbarmelijke toestand te bevrijden. En hieraan zult u allen moeten denken. U moet net zo handelen en de zwakheden van uw medemensen moeten in u een innig mededogen opwekken. U moet bezorgd zijn om hun ziel en hen willen helpen, wat u ook mogelijk is door voorsprekende gedachten of gebeden, door het doen toekomen van liefdeskracht die deze zielen weldadig zal beroeren. U zult met mijn tegenstander moeten worstelen om zulke zielen en u zult sterker zijn dan hij, zodra liefde u ertoe brengt de ziel te willen helpen. En opdat de liefde in u ontvlamt voor zulke ongelukkige zielen, die de tegenstander gevangen houdt, zult u zich moeten indenken dat hij haar lange tijd niet zal vrijlaten als ze eerst eenmaal zonder haar lichaam is en in het duistere rijk hierna is binnengegaan, waar haar elke kracht ontbreekt om weerstand te bieden, waar ze geheel in zijn macht is. Ook dan nog kan de liefde van een mens hem zulke zielen ontwringen. Maar zolang de mens nog op de aarde verblijft, kan de kracht van de voorbede nog een verandering van zijn denken tot gevolg hebben en kan hij nog aan zich zelf werken en tot inzicht van zijn zwakheden en fouten komen. En dit inzicht kan hem al behoeden voor het lot van de duisternis in het rijk hierna. Schenk erbarmen aan allen die op de verkeerde weg zijn geleid en probeer ze op de juiste weg te voeren. En lukt u dit niet, bid dan voor hen. Maar laat ze niet aan de vijand over die onuitsprekelijke kwellingen over die zielen doet komen, waarvan u ze kunt vrijmaken door uw liefdevolle voorbede. Ik hoor elke meelijwekkende roep en ter wille van uw liefde ben Ik ook tot hulp bereid. Maar blijft zo’n ziel aan zichzelf overgelaten, dan zal ze steeds dieper verstrikt raken in de vangnetten van de satan, zonder dat ze het zelf beseft, omdat ze volledig blind van geest is en zelf niet het licht aanneemt dat haar zou kunnen bijlichten op de weg over de aarde. Want juist de wilszwakte tracht de tegenstander te behouden. En deze kan alleen worden opgeheven door toevoer van kracht, die een liefdevolle voorbede steeds de ziel zal doen toekomen.

Onderschat de kracht van de voorbede niet.

Wat een goede spreker niet lukt, dat kan de liefdevolle voorbede tot stand brengen.

En daarom druk Ik u allen op het hart, deze in duisternis voortgaande zielen in uw gebed op te nemen, dat u hun barmhartigheid zult mogen betonen, want ze zijn arm en ellendig en kunnen alleen het geven van kracht gewaarworden door liefdevol aan hen te denken. Beschouw steeds de tegenstander als de grootste vijand en help de anderen vrij van hem te worden, en u hebt waarlijk een werk van liefde volbracht, waar die zielen u eeuwig dankbaar voor zullen zijn.

Amen