Keiner kann sich der Strafe für seine Sünden entziehen, weil der Mensch sich selbst durch seine Sünden einen Zustand schaffet, der ihm qualvoll ist.... Nicht Ich strafe ihn ob seiner Sünden, doch nach dem Gesetz ewiger Ordnung wirkt sich jede Tat, jedes verkehrte Denken und Handeln, aus, und gerade diese Auswirkung schaffen sich nun die Menschen selbst, empfinden sie aber als Qual, als Strafe, was jedoch immer nur dem Gesetz ewiger Ordnung entspricht. Und darum ist die Not und Qual unvorstellbar, welcher die Menschen entgegengehen, die ein sündhaftes Leben führen, die Meiner lästern und spotten, die glauben, alles Göttliche, Reine in den Kot ziehen zu können, ohne dafür büßen zu müssen. Sie häufen Sünde auf Sünde, und sie werden entsetzt sein, in welcher Weise sich ihre Vergehen an ihnen selbst auswirken.... Doch sie können sich ihrem Richterspruch nicht entziehen.... Denn Ich kann sie nicht anders bedenken, als sie selbst es gewollt haben, Ich kann ihnen nur entsprechend ihrem Leben und ihren Taten den Lohn geben, und sie werden darum viele Qualen erdulden müssen. Und sie können sich glücklich preisen, wenn sie noch auf Erden zur Abbüßung ihrer Sündenschuld herangezogen werden, wenn sie noch auf Erden leiden müssen, bevor sie von der Erde abgerufen werden. Denn auf Erden können sie noch zur Einsicht kommen, auf Erden können sie ihre Sünden noch erkennen und umkehren auf dem Wege, den sie gegangen sind bisher.... Im jenseitigen Reich aber ist die Erkenntnis ihrer Schuld oft erst in endloser Zeit zu erwarten, denn ein sündiger Mensch geht völlig verfinsterten Geistes in das jenseitige Reich ein, und es dauert lange, bis er seine Gedanken klären kann und seinen Erdenlebenswandel bereut.... denn er ist ohne Licht und Kraft, doch jegliche Qual empfindet er und hat sie sich doch selbst bereitet.... Wer Mich als einen strafenden Gott hinstellt, er kennt nicht Mein Gesetz ewiger Ordnung, ansonsten er nimmermehr so reden könnte.... Denn Meine Liebe suchet alle Menschen vor dem Los zu bewahren, das sie sich selbst bereiten und das niemals glückselig genannt werden kann. Und Ich tue wahrlich alles, um es den Menschen leichtzumachen.... Doch so sie selbst nicht wollen, so sie sich nicht von Mir führen lassen und aus eigenem Willen verkehrt handeln, müssen sie auch die Folgen dessen auf sich nehmen, sie können aber niemals sagen, daß Ich ihnen das Los bereitet habe, das sie selbst sich schaffen.... Denn Ich weiß um die entsetzlichen Qualen und versuche alles, um diese Qualen von den Wesen abzuwenden.... Aber Ich nehme euch nicht den freien Willen.... Und wer sündigte, der muß auch die Folgen der Sünde tragen, weil dies Meinem Gesetz der ewigen Ordnung entspricht. Menschen können wohl lieblos handeln und ihren Mitmenschen Qualen bereiten, Ich aber bin die Liebe Selbst, und Ich bin ständig nur darauf bedacht, euch Seligkeiten zu bereiten.... Wo aber der Wille des Menschen dies nicht zuläßt, dort kann auch nimmermehr Seligkeit sein.... Denn widergöttliches Verlangen schafft auch ein widergöttliches Los, ein Los äußerster Qual und Finsternis, ein Los bitterster Gefangenschaft.... einen Zustand der Unfreiheit und Kraftlosigkeit, der immer die Folge, die Auswirkung der Sünde ist und darum das Wesen selbst sich die Strafen heraufbeschworen hat.... das Meiner Ordnung von Ewigkeit zuwiderlebte auf Erden....
Amen
ÜbersetzerNiemand kan zich aan de straf voor zijn zonde onttrekken, omdat de mens zich zelf door zijn zonden een toestand schept die voor hem pijnlijk is. Niet IK straf hem voor zijn zonden, maar volgens de wet van eeuwige ordening heeft elke daad, elk verkeerd denken en handelen zijn uitwerking. En juist deze uitwerking bezorgen de mensen zichzelf, zij ondervinden die echter als een kwelling, als een straf wat toch alleen voortkomt uit de wet van eeuwige ordening.
En daarom is de nood en ellende zo onvoorstelbaar welke die mensen overkomt die een zondig leven leiden, die MIJ belasteren en bespotten, die geloven al het goddelijke en reine door het slijk te kunnen halen zonder daarvoor te moeten boeten. Zij stapelen zonde op zonde en zullen ontzet zijn op welke wijze hun misdrijven op henzelf terugslaan. Doch zij kunnen zich niet aan hun gerechtelijk vonnis onttrekken, want IK kan hen niet anders bedenken dan met wat zij zelf gewild hebben. IK kan hun alleen het loon geven dat overeenkomt met hun leven en daden en zij zullen daarom veel pijnen moeten verdragen. Zij kunnen zich echter gelukkig prijzen als zij nog op aarde tot boete doen van hun zondenschuld worden geroepen, als zij nog op aarde lijden moeten voordat zij van de aarde worden weggenomen.
Want op aarde kunnen zij nog tot inzicht komen, op aarde kunnen zij hun zonden nog inzien en omkeren op de weg die zij tot dusver gegaan zijn. In het rijk hierna is echter het inzicht van hun schuld vaak pas na een eindeloos lange tijd te verwachten, want een zondig mens gaat met een geheel verduisterde geest het rijk hierna in. Het duurt lang tot hij zijn gedachten kan ontwarren en berouw heeft over zijn aardse leven, want hij is zonder licht en kracht maar hij ondergaat elke kwelling - en toch heeft hij ze zich zelf bereid.
Wie MIJ als een straffende GOD voorstelt, ziet niet Mijn wet van de eeuwige ordening, daar hij anders nooit zo zou kunnen spreken. Want Mijn Liefde tracht alle mensen voor dat lot te bewaren dat zij zichzelf bereiden en dat nooit gelukkig genoemd kan worden. En IK doe waarlijk alles om het de mensen gemakkelijk te maken, maar als zij zelf niet willen, als zij zich door MIJ niet laten leiden en uit eigen wil verkeerd handelen, moeten zij daarvan ook de gevolgen op zich nemen. Ze kunnen echter nooit zeggen dat IK hun het lot bereid heb dat zij zichzelf scheppen. Want IK ken de vreselijke kwellingen en probeer alles om deze kwellingen van het wezen af te wenden. Maar IK ontneem u de vrije wil niet en wie zondigt, moet ook de gevolgen van de zonde dragen omdat dit het gevolg is van Mijn wet van de eeuwige ordening.
De mensen kunnen wel liefdeloos handelen en hun medemensen pijn bezorgen, IK echter ben de LIEFDE Zelf en IK ben er voortdurend op bedacht u zaligheden te bereiden. Waar echter de wil van de mensen dit niet toelaat daar kan ook nooit geen zaligheid meer zijn. Want een verlangen tegenstrijdig met het goddelijke veroorzaakt ook een lot dat tegenstrijdig is met het goddelijke, een lot van uiterste ellende en duisternis, een lot van bitterste gevangenschap. Een toestand van onvrijheid en krachteloosheid die altijd het gevolg, de uitwerking van de zonde is. En daarom heeft het wezen dat tegen Mijn ordening van eeuwigheid ingaat op aarde, voor zichzelf die straf veroorzaakt.
Amen
Übersetzer