Große Barmherzigkeit muß Ich noch walten lassen und viele Gnaden verschenken, um die Menschen vor dem letzten Sturz zu bewahren.... Ich muß viele Menschen vorzeitig abrufen und vielen in ungewöhnlicher Not nahetreten, ansonsten sie dem ausgeliefert wären, der sie verderben will. Es wird ein großes Wehklagen sein auf der Erde, denn die noch lebenden Menschen wissen nicht, daß es ein Gnadenakt Meinerseits ist, wenn Ich das Leben derer beende, die sie beklagen, sie wissen nicht, daß sie Mir danken sollten, weil Ich in erbarmender Liebe an ihnen ein Liebeswerk tue, sie wissen nicht, daß die Zeit bald beendet ist, die ihnen selbst noch gewährt ist.... Ich aber weiß um jede menschliche Regung, Ich weiß es, wo noch die Möglichkeit besteht, im jenseitigen Reich auszureifen, was aber dann auf Erden nicht mehr möglich wäre, sondern mit Sicherheit ein Absturz in die Tiefe erfolgen würde, wenn Ich jene Menschen am Leben ließe. Glaubet es, ihr Menschen, daß Ich mit Liebe und Geduld um eure Seelen bemüht bin, glaubet es, daß Ich nicht verdamme, sondern zu retten versuche bis zum Ende und daß Ich sehr wohl weiß, welcher Mensch in Gefahr ist, verlorenzugehen, wenn Ich ihm nicht den letzten Rettungsanker zuwerfe.... den leiblichen Tod, um im geistigen Reich noch zum Leben erwachen zu können.... Meine Liebe höret niemals auf, und je größer die geistige Not Meiner Kinder auf Erden ist, desto mehr tritt Meine Liebe und Barmherzigkeit in Erscheinung, auch wenn ihr Menschen dies nicht erkennet. Ich will nicht euren Untergang, Ich will euren Aufstieg, Ich will nicht, daß ihr in Finsternis versinket, sondern Ich will, daß ihr in lichte Höhen eingehet, und was Ich noch tun kann für euch und euer ewiges Leben, das tue Ich wahrlich in der Zeit bis zum Ende, wenngleich es euch als Grausamkeit erscheint, weil ihr nicht um die Tiefe Meiner Liebe wisset, die alle Meine Geschöpfe umfasset. Ich überlasse euch nicht kampflos Meinem Gegner, doch nur mit Liebe kann Ich ihm gegenübertreten und also auch aus Liebe euch abrufen, wenn ihr auf Erden nur noch den Tod zu erwarten habt, den geistigen Tod, der so entsetzlich ist, daß es Mich erbarmet und Ich euch davor bewahren will. Meine Gnade und Barmherzigkeit werdet ihr Menschen erfahren können bis zum Ende, doch wo Ich puren Teufel gegenübertrete, wird auch diese Meine Gnade und Barmherzigkeit zurückgewiesen, und dann schaffen sie sich selbst ihr Los, denn so Ich diese Menschen vorzeitig abrufe, wäre ihnen auch im geistigen Reich kein Aufstieg möglich, weil sie unentwegt der Tiefe zustreben und einmal doch wieder den Weg der Bannung gehen müßten, den Weg durch die harte Materie, die immer der Aufenthalt des Geistigen sein wird, das völlig verhärtet ist und endlos langer Zeit bedarf, bis sein Widerstand gebrochen ist und es wieder aufwärtsstreben kann. Es ist dies unwiderruflich das Los derer, die auf Erden versagen, und darum will Meine Barmherzigkeit und Gnade euch Menschen noch zu bewahren suchen vor diesem Los.... darum wird noch viel Leid und Not über die Erde gehen, bevor das Ende gekommen ist....
Amen
ÜbersetzerIk moet nog uitermate Barmhartig zijn en vele genaden schenken, om de mensen voor de laatste val te behoeden. Ik moet veel mensen voortijdig wegroepen en vele in ongewone nood naderkomen, daar zij anders aan diegene zouden zijn overgeleverd, die hen wil verderven. Er zal een groot weeklagen zijn op de aarde, want de nog levende mensen weten niet, dat het een daad van genade Mijnerzijds is, wanneer Ik het leven van diegenen beëindig, die ze beklagen. Ze weten niet dat ze Mij zouden moeten danken, omdat Ik in erbarmende Liefde bij hen een werk van Liefde doe. Ze weten niet, dat de tijd spoedig ten einde is, die hen zelf nog is verleend.
Maar Ik ken elk menselijk streven. Ik weet waar nog de mogelijkheid bestaat in het rijk hierna rijp te worden, maar wat dan op aarde niet meer mogelijk zou zijn. Integendeel, er zou met zekerheid een val in de diepte plaats hebben, wanneer Ik die mensen in leven liet. Geloof het, u mensen, dat Ik met Liefde en Geduld Me om uw zielen bekommer. Geloof het, dat Ik niet verdoem, maar daarentegen tracht te redden tot aan het einde en dat Ik erg goed weet welk mens in gevaar is verloren te gaan, wanneer Ik hem niet het laatste noodanker toewerp: de lichamelijke dood, om in het geestelijke rijk nog te kunnen ontwaken ten leven. Mijn Liefde houdt nooit op en hoe groter de geestelijke nood van Mijn kinderen op aarde is, des te meer wordt Mijn Liefde en Barmhartigheid zichtbaar, ook wanneer u, mensen, dit niet beseft.
Ik wil uw ondergang niet, Ik wil uw vooruitgang. Ik wil niet, dat u in duisternis wegzinkt, maar Ik wil, dat u stralende hoogten binnengaat en wat Ik nog kan doen voor u en uw eeuwig leven, dat doe Ik waarlijk in de tijd tot aan het einde, ofschoon het u als wreedheid voorkomt, omdat u niet op de hoogte bent van de diepte van Mijn Liefde, Die al Mijn schepselen omvat. Ik laat u niet zonder strijd over aan Mijn tegenstander, maar alleen met Liefde kan Ik tegen hem optreden en dus ook uit Liefde u wegroepen, wanneer u op aarde alleen nog de dood hebt te verwachten, de geestelijke dood, die zo verschrikkelijk is, dat het Mij medelijden inboezemt en Ik u daarvoor behoeden wil.
Mijn genade en Barmhartigheid zult u, mensen, kunnen ondervinden tot aan het einde, maar waar Ik echte duivels tegemoet treed, wordt ook deze genade en Barmhartigheid van Mij afgewezen en dan scheppen ze zichzelf hun lot, want als Ik deze mensen voortijdig wegroep, zou er voor hen ook in het geestelijke rijk geen vooruitgang mogelijk zijn, omdat ze ononderbroken op de diepte afstevenen en eenmaal toch weer de weg zouden moeten gaan van verbanning, de weg door de harde materie, die steeds de verblijfplaats zal zijn van het geestelijke, dat geheel verhard is en eindeloos lange tijd nodig heeft tot zijn weerstand is gebroken en het weer streven kan opwaarts te gaan. Dit is onherroepelijk het lot van hen, die op aarde falen en daarom wil Mijn Barmhartigheid en genade u, mensen, nog proberen te behoeden voor dit lot. Daarom zal er nog veel leed en nood over de aarde gaan, voor het einde is gekomen.
Amen
Übersetzer