Erschreckend wird sich die Glaubenslosigkeit auswirken in der letzten Zeit vor dem Ende, wo man nur dem irdischen Gewinn nachjagen und eines Gottes nimmer gedenken wird. Dann werden sich die Menschen gegenseitig betrügen und zu übervorteilen suchen, sie werden um der Materie willen alle schlechten Triebe entfalten, sie werden sich kein Gewissen daraus machen, dem Nächsten Schaden zuzufügen, so sie selbst nur Vorteil davon haben. Sie werden nach Vermehrung ihrer Güter trachten, und all ihr Denken wird nur darauf gerichtet sein.... Gott aber vergessen sie, sie glauben nicht an Ihn und fürchten Ihn nicht, sie glauben nicht an eine dereinstige Verantwortung und Strafe für ihre Sünden und sündigen daher ohne Bedenken und Angst vor einem Richter. Irdisch sind sie gut bestellt, weil sie unterstützt werden vom Gegner Gottes, der sie zu immer größerer Gier nach materiellen Gütern antreibt. Wo der Glaube an Gott fehlt, dort hat er große Macht, darum ist die Glaubenslosigkeit überaus bedrohlich für die Menschen, denn sie gehen dem Verderben entgegen. Wo der Glaube fehlt, ist auch keine Liebe, die allein den Glauben aufleben lassen könnte. Wo die Liebe fehlt, dort sind die Menschen blind im Geiste, sie wissen nichts, und was sie wissen, ist falsch. Finsternis ist über die Menschheit gebreitet, und die Erde geht dem Ende entgegen.... Irdisch gesehen ist keine Not, die Menschen leben im Wohlstand bis auf wenige, die noch fest sind im Glauben und von jenen angefeindet werden. Ihnen ist zwar für kurze Zeit ein hartes Los beschieden, doch sie erkennen an dem Wohlstand der Mitmenschen, die ohne Glauben sind, das untrüglichste Zeichen des Endes, weil dies ihnen vorausgesagt wurde, auf daß sie standhalten in dieser Not, die ihnen der Glaube an Gott einträgt.... Wenn die Zeit gekommen ist, wo sichtlich der Satan herrschet, dann ist auch das Ende nicht mehr weit, denn auch dieses ist angekündigt worden, daß am Ende die Welt voller Teufel ist, und wie Teufel werden sich auch die Menschen benehmen, die nicht glauben und darum den Gläubigen einen bitteren Kampf ansagen. Doch dann ist auch das Kommen des Herrn nicht mehr weit, dann kann jeder Tag das Ende bringen, weil der Herr kommen wird, wenn die Not so groß ist, daß die Gläubigen zu verzagen glauben.... wenn der Satan sein Spiel gewonnen zu haben glaubt, wenn der Unglaube so überhandnimmt, daß die Gläubigen um ihr Leben fürchten müssen. Dann kommt der Retter von oben, wie es verkündet ist.... Er wird kommen in den Wolken und die Seinen heimholen in das Reich des Friedens und auf Erden ein letztes Gericht halten. Dann ist das Ende gekommen, wo der Satan in Ketten gelegt wird und mit ihm alle, die ihm hörig waren.... Und eine neue Erde wird erstehen, die nur tief gläubige Menschen bewohnen, Menschen, die Gott treu bleiben im letzten Glaubenskampf und nun ihren Lohn empfangen.... ein Leben im Paradies auf der neuen Erde....
Amen
ÜbersetzerSchrikwekkend zal het ongeloof zich doen gevoelen in de laatste tijd vóór het einde, waarin men alleen nog aards gewin najaagt en aan een GOD nimmer denken zal. De mensen zullen elkaar over en weer bedriegen en trachten te misleiden, zij zullen terwille van het materiële alle slechte instincten ontwikkelen en er geen gewetenszaak van maken hun naasten schade te berokkenen als zij zelf daar maar voordeel van hebben. Zij zullen proberen hun bezittingen te vermeerderen, ja al hun denken zal daarop gericht zijn. Maar GOD vergeten zij en ze geloven niet aan HEM en vrezen HEM daarom ook niet; zij geloven niet aan een eens komende verantwoording en straf voor hun zonden en zondigen daarom zonder bedenking of angst voor een Rechter.
Aards is het goed met hen gesteld omdat zij ondersteund worden door GOD's tegenstander, die hen tot steeds groter begeren naar het materiële aanspoort. Waar dus het geloof ontbreekt aan GOD heeft satan grote macht; daarom is het ongeloof bovenmate gevaarlijk voor de mensen, want zij gaan hun verderf tegemoet.
En waar het geloof ontbreekt is ook geen liefde, want alleen die kan het geloof levend maken. Waar de liefde ontbreekt zijn de mensen geestelijk blind, zij weten niets en wat zij geloven te weten is verkeerd. Diepe duisternis is over de mensheid uitgespreid, daarom gaat de aarde het einde tegemoet. Aards gezien is er geen nood want de mensen leven in welstand, op de weinige na die nog een vast geloof hebben en door de wereld vijandig bejegend worden. Hun is weliswaar voor korte tijd een hart lot beschoren, maar zij herkennen aan de welstand der medemensen die zonder geloof zijn het onmiskenbare teken van het einde - daar hun dat vooruit gezegd werd opdat zij stand houden in deze nood die het gevolg is van hun geloof.
Wanneer de tijd gekomen is waarin de satan heerst is ook het einde niet ver meer af. Want ook is aangekondigd dat in het einde de wereld vol van duivels is. En als duivels zullen de mensen zich gedragen die geen geloof hebben en daarom de gelovigen een bittere strijd verklaard hebben.
Maar dan is ook de komst van de HEER niet ver meer af. Dan kan elke dag het einde brengen omdat de HEER zal komen wanneer de nood zo groot is dat de gelovigen denken te falen. Als satan meent zijn spel gewonnen te hebben, als het ongeloof zo sterk toeneemt dat de gelovigen voor hun leven moeten vrezen. Dan echter verschijnt de Redder van Boven; HIJ zal komen in de wolken en de zijnen thuishalen in het rijk van vrede en dan op aarde een laatste gericht houden.
Dan is het einde gekomen waarin satan geboeid wordt, en met hem allen die hem horig waren. En dan zal er een nieuwe aarde ontstaan die alleen maar door diep gelovige mensen bewoond wordt die GOD trouw bleven in de laatste geloofsstrijd en nu hun loon ontvangen een leven in het paradijs op de nieuwe aarde.
Amen
Übersetzer