Aus allen Gebieten könnt ihr Wissen entgegennehmen, so ihr dies begehret und euch durch die Stimme des Geistes belehren lasset. Bedingung aber ist, daß ihr vorerst erfüllet, was Ich von euch fordere, was euch durch Meine Diener bekanntgegeben wird.... daß ihr also Meine Liebelehre annehmet und danach handelt.... Das ist die Voraussetzung, um dann auch in tiefes Wissen einzudringen. Empfanget ihr durch menschliche Belehrungen das gleiche Wissen ohne zuvoriges Liebeswirken, so werdet ihr nichts damit anzufangen wissen, ihr werdet es auch nicht lebendig weitergeben können an eure Mitmenschen, denn da es selbst noch nicht Eingang gefunden hat in euer Herz, fehlt euch sowohl die Gabe des Vortragens darüber als auch der Eifer der inneren Überzeugung, und es verhallt völlig wirkungslos an den Ohren derer, die es anhören, wenn nicht das zur Bedingung gemachte Liebeswirken den Zuhörenden fähig macht, mit Herz und Verstand die Weisheiten aufzunehmen. Dann wirket Mein Geist wie in jenen Menschen, er wird vom Geist in sich belehrt, wenn auch durch den Mund dessen, der selbst voller Verständnis ist für das, was er weitergibt. Die rechte Einstellung zu Mir, zu Meinen Geboten, ist Grundbedingung, um in wahrheitsgemäßem Wissen zu stehen, ganz gleich, in welcher Weise und in welcher Form jenes geboten wird. Und darum können diese Kundgaben, die als gedankliches Geistesgut den Menschen übermittelt werden aus dem geistigen Reich, niemals geprüft werden von einem Menschen, dem die Hauptsache fehlt.... die Gottverbundenheit durch die Liebe. Ein gerechtes Prüfen und ein gerechtes Urteil bedingt unwiderruflich Wirken des Geistes, und Mein Geist wirket nur dort, wo jegliche Einwirkung von seiten des Gegners ausschaltet, wo der göttliche Geistesfunken die Verbindung mit dem Vatergeist von Ewigkeit herstellt, was nur durch ein Gestalten zur Liebe möglich ist. In jeder Lebenslage kann sich der Mensch zur Liebe gestalten, und daher kann auch jeder Mensch seinen Geist wirksam werden lassen, doch es muß auch das Aufnehmen des Geistesgutes geübt werden, ansonsten die Stimme des Geistes nicht vernehmbar ist, wie auch der Gedanken geachtet werden muß, so der Geist sich nicht hörbar äußern kann. Es ist keine Sprache der Welt, die der Geist führt, es sind Worte des Lichtes und der Liebe, Worte, die Erkenntnis vermitteln, tiefes Wissen und reinste Wahrheit und die Gottes große Liebe bekunden, die ein guter Vater zu Seinen Kindern spricht. Und also muß das Herz diese Worte aufnehmen, denn der Verstand allein kann wohl den Inhalt entgegennehmen, niemals aber in seiner Tiefe erfassen, weil das göttliche Wort empfunden werden muß, nicht nur angehört werden darf. Und dies ist Sache des Herzens, ansonsten die Liebe Gottes nicht erkannt und also auch nicht wirksam werden kann. Es ist das menschliche Herz der Sitz der Empfindung, d.h., die Seele teilt sich durch das Herz dem Körper mit, und also will auch der Geist sich durch das Herz äußern. Es schaltet sich der Geist in das Empfindungsleben der Seele ein und will so gleichfalls dem Körper zu Gehör gebracht werden; er will sich gewissermaßen mit der Seele vereinen zu gleichem Wirken. Er will die Seele hinüberziehen in das geistige Reich und auch den Körper seinem Willen gefügig machen. Und es muß also der Mensch mithelfen an dieser Einigung des Körpers mit der Seele, er muß wollen, daß er vom Geist in sich bedacht wird, daß er belehrt wird, und alles dazu tun, um die Stimme zu vernehmen, was erst dann möglich ist, wenn er durch ein uneigennütziges Liebesleben seine Seele so gestaltet hat, daß sie sich nun mehr dem Geist als dem Körper zuneigt, daß sie vom Herzen getrieben wird, Licht und Liebe zu begehren, auf daß nun ihr Verlangen erfüllt wird. Denn das ist Bedingung, daß nach Gaben des Geistes verlangt wird. Der Verstand allein aber wird wohl prüfen oder urteilen, niemals aber vom Empfinden beeinflußt, der Verstand allein fordert Beweise, die in geistigen Wahrheiten nicht geliefert werden können, das Herz aber begnügt sich und läßt sein Empfinden als Beweis gelten und wird daher zuverlässiger und richtiger urteilen und die Wahrheit als Wahrheit erkennen. Es besitzt sonach eine Fähigkeit, auf die der Verstand keinen Anspruch erheben kann. Und so ist es also verständlich, daß nur dann recht geurteilt werden kann über die Ergebnisse des Geisteswirkens, wenn der Prüfende selbst den Geist in sich zu Rate zieht und wenn er sich dessen Äußerungen würdig macht, d.h. alle Bedingungen erfüllt, die ihm das Wirken des Geistes eintragen. Denn nun wird auch sein Wissen vertieft und umfangreich, und ihm werden alle Zusammenhänge klar, die er bei nur Verstandesdenken niemals ergründen kann. Denn Gott verbirgt Sich den Menschen, die Ihm noch fernstehen, damit sie zu Ihm kommen und Seine Hilfe erbitten, daß sie Ihn anrufen um erleuchtetes Denken, denn dieser Anruf kommt aus dem Herzen und wird auch dem Herzen eintragen, was der Seele dienlich ist zur Vereinigung mit ihrem Geist.... Das Herz wird empfangen dürfen Liebe und Gnade und niemals leer ausgehen, so es sich öffnet durch inniges Gebet zu Gott, Der dieses stets erhören wird....
Amen
ÜbersetzerVanuit alle gebieden kunt u weten in ontvangst nemen als u dit begeert en u door de stem van de geest laat onderrichten. Maar voorwaarde is dat u eerst vervult wat Ik van u vraag, wat u door mijn dienaren bekend wordt gemaakt: dat u dus mijn liefdesleer aanneemt en er naar handelt. Dat is de vereiste om dan ook in diep weten door te dringen. Ontvangt u door menselijke onderrichtingen hetzelfde weten zonder tevoren werken van liefde te hebben verricht, dan zult u er niets mee weten te beginnen. U zult het ook niet levend kunnen doorgeven aan uw medemensen, want daar het zelf nog geen ingang heeft gevonden in uw hart, ontbreekt u daarover zowel de gave van het uiteenzetten ervan als ook de ijver van de innerlijke overtuiging, en het sterft volledig zonder effect weg aan de oren van degenen die het aanhoren, wanneer niet het als voorwaarde gestelde liefdewerk de toehoorders in staat stelt, de wijsheden met hart en verstand op te nemen. Dan werkt mijn geest zoals in die mensen. Hij wordt door de geest in zich onderricht, ook al is het door de mond van degene die zelf vol begrip is voor datgene wat hij doorgeeft.
De juiste instelling tot Mij, tot mijn geboden, is de belangrijkste voorwaarde voor standvastig waarheidsgetrouw weten, ongeacht de manier waarop en de vorm waarin dat wordt aangeboden. En daarom kunnen deze bekendmakingen die als geestelijk gedachtegoed de mensen worden overgebracht vanuit het geestelijke rijk, nooit worden getoetst door een mens bij wie de hoofdzaak ontbreekt: de verbondenheid met God door de liefde. Een rechtvaardig onderzoek en rechtvaardig oordeel vereist onherroepelijk het werkzaam zijn van de geest en mijn geest is alleen daar werkzaam, waar elke inwerking van de kant van de tegenstander is uitgeschakeld, waar de goddelijke geestvonk de verbinding met de Vadergeest van eeuwigheid tot stand brengt, wat alleen door een vormen tot liefde mogelijk is.
In elke levenssituatie kan de mens zich tot liefde vormen en daarom kan ook ieder mens zijn geest werkzaam laten worden. Maar ook het opnemen van het geestelijk goed moet geoefend worden, daar anders de stem van de geest niet waarneembaar is, zoals ook acht moet worden geslagen op de gedachten, als de geest zich niet hoorbaar kan uiten. Het is geen taal van de wereld die de geest gebruikt. Het zijn woorden van licht en liefde die een goede Vader tot Zijn kinderen spreekt, woorden die inzicht overbrengen, diepe kennis en de zuiverste waarheid en die Gods grote liefde kenbaar maken. En dus moet het hart deze woorden opnemen, want het verstand alleen kan wel de inhoud tot zich nemen, maar deze nooit ten diepste begrijpen, omdat het goddelijke woord moet worden gevoeld en niet alleen maar mag worden aangehoord.
En dit is een aangelegenheid van het hart, daar anders de liefde Gods niet herkend en dus ook niet werkzaam kan worden. Het menselijke hart is de zetel van het gevoel, dat wil zeggen: de ziel deelt zich door het hart mee aan het lichaam en dus zal ook de geest zich door het hart uiten. De geest voegt zich in, in het gevoelsleven van de ziel en wil zo eveneens aan het lichaam ten gehore worden gebracht. Hij wil zich in zekere zin met de ziel verenigen om eensluidend werkzaam te zijn. Hij wil de ziel naar de overkant trekken in het geestelijke rijk en ook het lichaam volgzaam maken aan zijn wil. De mens moet dus meehelpen aan deze vereniging van het lichaam met de ziel. Hij moet willen dat hij door de geest in zich toebedeeld wordt, dat hij onderricht wordt, en er alles aan doen om de stem te vernemen, wat pas mogelijk is wanneer hij door een onbaatzuchtig leven in liefde zijn ziel zo heeft gevormd, dat ze zich meer naar de geest dan naar het lichaam over buigt, dat ze door het hart wordt gedreven licht en liefde te begeren, opdat nu haar verlangen wordt vervuld. Want dat is voorwaarde, dat naar gaven van de geest wordt verlangd.
Het verstand alleen echter zal wel onderzoeken en oordelen, maar wordt nooit beïnvloed door het gevoel. Het verstand alleen eist bewijzen, die niet in geestelijke waarheden kunnen worden geleverd, maar het hart stelt zich tevreden en laat zijn gevoel als bewijs gelden en zal daarom betrouwbaarder en juister oordelen en de waarheid als waarheid inzien. Het bezit bijgevolg een vaardigheid waarop het verstand geen aanspraak kan maken. En zo is het dus begrijpelijk dat alleen dan juist kan worden geoordeeld over de resultaten van het werkzaam zijn van de geest, wanneer de onderzoeker zelf de geest in zich om raad vraagt en wanneer hij zich diens uitingen waardig maakt, dat wil zeggen: aan alle voorwaarden voldoet die hem het werkzaam zijn van de geest opleveren. Want nu verdiept zich ook zijn weten en wordt omvangrijk. En hem worden alle verbanden duidelijk, die hij met alleen verstandelijk denken nooit doorgronden kan.
Want God verbergt zich voor de mensen die nog ver van Hem afstaan, opdat ze tot Hem komen en Zijn hulp afsmeken, dat ze Hem aanroepen om verlicht denken, want deze roep komt uit het hart en zal ook het hart brengen wat nuttig is voor de ziel om zich te verenigen met haar geest. Het hart zal liefde en genade mogen ontvangen en nooit met lege handen vertrekken als het zich openstelt door innig gebed tot God - Die dit steeds zal verhoren.
Amen
Übersetzer