Gottes Wege sind den Menschen oft unbegreiflich.... Seine Weisheit und Seine Liebe zeichnet sie den Menschen vor, so wie sie diesen zum Seelenheil dienlich sind, doch der Mensch vermag dies nicht zu erkennen, er sieht nur das Leid, nicht aber den Segen des Leides, und er sieht auch nicht das Ziel, sondern seine Augen haften nur auf dem Weg, der oft unpassierbar scheint; er sieht die Steine, die ihn oft ungangbar machen, und murrt und klagt, daß Gott ihn gerade diesen Weg gehen lässet. Und doch sollten sich die Menschen vor Augen halten, daß Gottes Weisheit und Liebe ihn den Erdenweg so gehen läßt, wie dies seine Seele benötigt. Denn Er weiß sowohl um den Reifezustand des Menschen als auch um die Auswirkung eines jeden Geschehens auf diesen, und also fügt Er alles so, daß es oft den Menschen unverständlich ist.... Wenn der Mensch aus eigenem Antrieb falsch zu gehen in Gefahr ist, greift Gott ein, und dies zu seiner Rettung, ihm jedoch immer noch den freien Willen belassend insofern, als daß er nicht unbedingt den Weg gehen muß, den Gott ihm vorschreibt, sondern er wandeln kann nach (freiem) seinem Willen, nur wird er so augenscheinlich gelenkt, daß er eine höhere Führung erkennen müßte, wenn er jedes Geschehen um sich beachtet. Sowie er gläubig ist, überläßt er sich auch ohne Widerstand der Führung Gottes, und dann fordert er nicht, sondern fügt sich ergeben in den Willen Gottes; er geht den Weg, den Gott ihm vorschreibt, und er wird auch zuletzt die Weisheit und Liebe Gottes erkennen, sowie er seelisch gereift am Ende seines Erdenlebens seinen Erdenweg rückschauend überblickt. In oft wunderbarer Weise führt Gott die Menschen zusammen, die einander helfen sollen zum Aufstieg nach oben, weil einer den anderen benötigt zu seiner Höherentwicklung. Er läßt Menschen gemeinsam durch das Erdenleben wandeln, um ihnen die Möglichkeit zu geben, sich in dienender Liebe geistig zu fördern, Er führt die Menschen in die verschiedensten Lagen, in denen sie ausreifen können, und immer wird es ihnen unbegreiflich sein, solange sie nicht ihre geistige Entwicklung als Erdenzweck erkennen, denn oft hat es den Anschein, als zerstöre Gott das Glück der Menschen.... doch dann sind sie in der Gefahr, am irdischen Glück zu zerbrechen, d.h., sie gedenken ihrer Seele zu wenig, wenn ihnen die Erde Erfüllung ihres Sehnens bringt. Und darum wird zumeist der Mensch irdisches Glück hingeben müssen um seiner Seele willen, und sein Lebensschicksal ist oft so sonderbar, daß es ihm schwerfällt, an einen Gott der Liebe und Weisheit zu glauben. Doch die geistige Entwicklung ist Ziel und Zweck des Erdenlebens, und wo diese in Gefahr ist, wo sie nicht angestrebt wird, benötigen die Menschen oft harte Eingriffe von seiten Gottes.... Seine Wege sind oft steinig und dornenvoll, aber sie führen sicher zur Höhe. Und gesegnet, die sich widerspruchslos auf solche Wege drängen lassen und ihn trotz aller Hindernisse zurücklegen, bis sie am Ziel sind. Sie können jederzeit auf den breiten, gangbaren Weg zurück, d.h., sie können sich ihren Erdenweg angenehm schaffen kraft ihres freien Willens, doch Gott fügt die Geschehnisse im Leben des einzelnen so, daß er ungeheure Willenskraft aufbringen muß, um diese zu meistern, wenn er sich dem Einfluß Gottes entziehen will. Läßt er sich aber lenken von Gott, so geht er wohl scheinbar einen weit härteren Weg, doch immer mit der Unterstützung Gottes und kommt somit auch zum Ziel. Denn die Härte des Schicksals läßt ihn leichter zu Gott finden, so er abseits von Ihm steht, und dann überwindet er jedes Hindernis, und er erkennt auch, weshalb er jenen Weg gehen muß; er lernt es begreifen, daß nur die Liebe und Weisheit Gottes am Werk ist, die eines jeden Lebensweg bestimmen, um die Seele dessen zu retten vor dem ewigen Verderben....
Amen
ÜbersetzerGods wegen zijn voor de mensen vaak onbegrijpelijk. Door Zijn wijsheid en Zijn liefde worden ze de mensen uitgestippeld zoals ze voor hun zielenheil nuttig zijn, maar de mens is niet in staat dit te onderkennen. Hij ziet alleen het lijden, maar niet de zegen van het lijden en hij ziet ook het doel niet, veeleer kleven zijn ogen onophoudelijk alleen maar aan de weg, die vaak niet te passeren lijkt. Hij ziet de stenen die hem vaak onbegaanbaar maken en mort en klaagt dat God hem juist deze weg laat gaan.
En toch zouden de mensen zich voor ogen moeten houden dat Gods wijsheid en liefde hen de weg over de aarde zo laat gaan als hun ziel dit nodig heeft. Want Hij kent zowel de toestand van rijpheid van de mens, als ook de uitwerking van elk gebeuren op deze toestand, en dus beschikt Hij alles zo, dat het voor de mensen vaak onbegrijpelijk is.
Wanneer de mens uit eigen aandrang in gevaar is verkeerd te gaan, grijpt God in, en dit tot zijn redding, maar hem steeds nog de vrije wil latend, dat hij niet onvoorwaardelijk de weg moet gaan die God hem voorschrijft, maar kan gaan volgens zijn (vrije) wil, alleen wordt hij ogenschijnlijk zo gestuurd dat hij een hogere leiding zou moeten herkennen wanneer hij al het gebeuren om zich heen in ogenschouw neemt.
Zodra hij gelooft, geeft hij zich ook zonder weerstand over aan de leiding van God. En dan eist hij niet, maar hij schikt zich vol overgave naar de wil van God. Hij gaat de weg die God hem voorschrijft en hij zal tenslotte ook de wijsheid en de liefde van God beseffen, zodra hij, rijp van ziel, aan het einde van zijn aardse leven zijn weg over de aarde terugblikkend overziet.
Op vaak wonderbare wijze brengt God de mensen samen die elkaar moeten helpen opwaarts te gaan, omdat de een de ander nodig heeft voor zijn positieve ontwikkeling. Hij laat de mensen gemeenschappelijk door het aardse leven gaan, om hun de mogelijkheid te geven elkaar in dienende liefde geestelijk vooruit te helpen. Hij leidt de mensen in de meest uiteenlopende situaties, waarin ze rijp kunnen worden.
En het zal hun steeds onbegrijpelijk zijn, zolang ze hun geestelijke ontwikkeling niet inzien als doel op aarde, want vaak heeft het er de schijn van, dat God het geluk van de mensen verstoort, maar dan zijn ze in gevaar aan het aardse leven te gronde te gaan, dat wil zeggen: ze denken te weinig aan hun ziel, wanneer de aarde hun de vervulling van hun vurig verlangen brengt. En daarom zal de mens meestal aards geluk moeten opgeven ter wille van zijn ziel, en zijn levenslot is vaak zo vreemd dat het hem moeilijk valt te geloven in een God van liefde en wijsheid.
Maar de geestelijke ontwikkeling is zin en doel van het aardse leven en waar deze in gevaar is, waar er niet naar wordt gestreefd, hebben de mensen vaak een hard ingrijpen van de kant van God nodig. Zijn wegen zijn vaak vol stenen en doornen, maar ze voeren zeker opwaarts. En gezegend zijn die zich zonder tegenspreken op zulke wegen laten zetten en hem ondanks alle hindernissen afleggen tot zij bij het doel zijn.
Ze kunnen te allen tijde terug op de brede, goed begaanbare weg, dat wil zeggen: ze kunnen voor zichzelf hun weg over de aarde aangenaam inrichten krachtens hun vrije wil, maar God beschikt de gebeurtenissen in het leven van de enkeling zo, dat hij enorme wilskracht op moet brengen om deze de baas te worden wanneer hij zich aan de invloed van God wil onttrekken.
Laat hij zich echter leiden door God, dan gaat hij schijnbaar wel een veel zwaardere weg, maar steeds met steun van God en komt zodoende ook bij het doel. Want de hardheid van het lot doet hem makkelijker de weg naar God vinden als hij ver van Hem af staat en dan overwint hij elke hindernis en hij ziet ook in, waarom hij die weg moet gaan. Hij leert begrijpen dat alleen de liefde en wijsheid Gods aan het werk zijn, die de levensweg van ieder mens bepalen om diens ziel te redden van het eeuwige verderf.
Amen
Übersetzer