Die Brücke zum Jenseits zu betreten ist allen Menschen von Gott aus zugebilligt. Doch es wird diese Vergünstigung zu wenig genützt. Je weltlicher der Mensch eingestellt ist, desto weniger glaubhaft scheint es ihm, daß es eine Verbindung von der Erde zum Jenseits gibt, und wo ein offensichtlicher Beweis dafür vorliegt, dort sträuben sie sich bewußt, zu prüfen oder irgendwie Stellung dazu zu nehmen. Also lassen sie eine günstige Gelegenheit vorübergehen, die zur Erde geschlagene Brücke zu nützen. Und sie bringen sich daher selbst um den größten geistigen Erfolg und können nicht zwangsweise zur Erkenntnis ihrer geistigen Not geführt werden. Wer die Brücke zum Jenseits betritt aus freiem Antrieb, dessen seelische Not ist beendet, denn ob er auch selbst noch in Zweifel fällt ob seiner Würdigkeit, geistig gespeist zu werden, es geht ihm dennoch ein Kraftstrom zu, der seiner Seele zur Höherentwicklung verhilft, und die ringende Seele auf Erden wird niemals mehr der Macht des Gegners unterliegen. Sie wird ergriffen von der Liebe Gottes, und diese schützet sie nun vor geistigem Untergang. Denn so einmal dem Menschen die Vergünstigung zuteil ward, aus dem geistigen Reich Belehrungen entgegennehmen zu dürfen, so hat er auch die Brücke zum Jenseits betreten und kann nun ungehindert zu jeder Zeit die Erde verlassen und seinen Geist in jenem Reich weilen lassen, und ein jeder solcher Flug zur Höhe trägt der Seele reichstes Wissen ein. Es ist die Erde mit dem Jenseits aufs engste verbunden.... es sind zwei ganz verschiedene Reiche durch jene Brücke verbunden, und der Mensch, dessen eigentliches Reich die Erde ist, kann ungehindert auch in ein Reich Einblick nehmen, das mit der Erde nicht in Berührung steht. Gott Selbst also setzt keine Grenzen, Er hat keine Schranken aufgebaut, sondern Er läßt den Menschen vollste Freiheit, und diese Freiheit kann in einem Maß ausgenützt werden, daß der Mensch jede irdische Fähigkeit und Weisheit überragen kann, weil der geistige Weg ihn in alle Vollkommenheit führt. Und es ist das ein so großes Gnadengeschenk Gottes, denn es kann der Mensch licht- und kraftvoll werden schon auf Erden, während seines Erdenlebenswandels. Er kann unbeschränkt geistige Schätze auf dieser Brücke herüberholen in das irdische Reich, und diese geistigen Schätze sind unvergänglich und bleiben sein Eigentum bis in alle Ewigkeit.... Diesen Reichtum sich zu sammeln ist überaus segensreich, und es sollte der Mensch nur immer Gott loben und danken, daß ihm diese Vergünstigung auf Erden zuteil ward. Doch die Menschen, die nur die Materie anstreben, sehen diese Brücke zum Jenseits nicht.... sie gehen daran vorüber, sie haben auch kein Verlangen, sie zu betreten, so sie darauf aufmerksam gemacht werden, denn sie sehen ja keinen materiellen Erfolg, und den geistigen Erfolg können sie nicht bewerten. Das Betreten der Brücke zum Jenseits ist eine Gnade, die wieder nur empfangen werden kann, so sie begehrt wird.... Wer Verlangen hat nach dem Reich, das lichtvoll ist und daher Licht spenden kann, dem werden auch die Wege gewiesen, in jenes Reich zu gelangen.... Er kann ungehindert dem Quell nachgehen und schöpfen jederzeit.... Denn Gottes Liebe gewährt dem Menschen Zutritt in jenes Reich, auf daß er seinen Lichthunger stillen kann....
Amen
ÜbersetzerDe brug naar het hiernamaals te betreden is alle mensen door God toegekend. Maar van dit voorrecht wordt te weinig gebruik gemaakt. Hoe wereldser de mensen zijn ingesteld, des te minder geloofwaardig het hen lijkt, dat er een verbinding van de aarde met het hiernamaals bestaat en waar een duidelijk bewijs daarvoor klaarligt, daar weigeren ze bewust om te onderzoeken of om op de één of andere manier daar een standpunt over in te nemen. Zodoende laten ze een gunstige gelegenheid voorbijgaan om de naar de aarde geslagen brug te gebruiken. En ze beroven zich daarom zelf van het grootste geestelijke succes en kunnen niet gedwongen tot inzicht in hun geestelijke nood gebracht worden.
De nood van de ziel van degene, die de brug naar het hiernamaals uit vrije beweging betreedt, is beëindigd, want ofschoon hij zelf nog twijfelt over zijn waardigheid om geestelijk gevoed te worden, wordt hem nochtans een krachtstroom toegestuurd, die zijn ziel de opwaartse ontwikkeling bezorgt en de worstelende ziel op aarde zal nooit meer onderworpen zijn aan de macht van de tegenstander. Ze wordt gegrepen door de liefde van God en deze beschermt haar nu voor de geestelijke ondergang.
Want als de mens eenmaal het voorrecht ten deel valt om leringen uit het geestelijke rijk in ontvangst te mogen nemen, dan heeft hij ook de brug naar het hiernamaals betreden en kan hij nu ongehinderd op elk moment de aarde verlaten en zijn geest in dat rijk laten verblijven en elke zodanige vlucht opwaarts levert de ziel de kostbaarste kennis op. De aarde is nauw met het hiernamaals verbonden. Het zijn twee geheel verschillende rijken, die door deze brug verbonden zijn en de mens, wiens eigenlijke rijk de aarde is, kan ongehinderd ook een blik werpen in een rijk, dat niet met de aarde in verbinding staat.
God Zelf stelt geen grenzen. Hij heeft geen barrières opgeworpen, maar Hij geeft de mens de volste vrijheid en deze vrijheid kan in zo’n mate gebruikt worden, dat de mens elke aardse bekwaamheid en wijsheid kan overtreffen, omdat de geestelijke weg hem naar alle volmaaktheid leidt. En dat is zo’n groot genadegeschenk van God, want een mens kan, gedurende zijn levensgang op de aarde, op aarde al geheel van licht en kracht vervuld worden. Hij kan onbeperkt geestelijke schatten over deze brug meenemen naar het aardse rijk en deze geestelijke schatten zijn onvergankelijk en blijven zijn eigendom tot in alle eeuwigheid. Zich deze rijkdom te verzamelen is buitengewoon zegenrijk en de mens zou God altijd maar moeten loven en danken, dat hem dit voorrecht op aarde ten deel gevallen is.
Maar de mensen, die enkel de materie nastreven, zien deze brug naar het hiernamaals niet. Ze gaan eraan voorbij. Ze hebben er geen verlangen naar om deze te betreden, als ze daar opmerkzaam op gemaakt worden, want ze zien immers geen materieel resultaat en voor het geestelijke resultaat kunnen ze geen waardering opbrengen.
Het betreden van de brug naar het hiernamaals is een genade, die alleen maar weer ontvangen kan worden, als ernaar verlangd wordt. Wie verlangen heeft naar het rijk, dat vol licht is en daarom licht geven kan, wordt ook de weg gewezen om in dit rijk te geraken. Hij kan de bron ongehinderd volgen en altijd putten. Want Gods liefde verleent de mens toegang tot dit rijk, opdat hij zijn honger naar licht kan stillen.
Amen
Übersetzer