Der geringste Widerstand gegen die göttliche Gnade hat ein Nachlassen dieser zur Folge, denn es kann die Gnade Gottes dort nicht wirksam sein, wo sie abgewiesen wird. Wer in der göttlichen Gnade zu stehen begehrt, dessen Maß ist unerschöpflich. Darum ist das Gebet um die Gnade Gottes überaus erfolgreich, bezeugt dies doch den Willen, die göttliche Gnade in Empfang zu nehmen, und dies bedeutet auch Zuwenden derer. In Fällen tiefster geistiger Not wird die Gnade Gottes auch den Menschen nahegebracht, die solche nicht erbitten, denn es neigt sich die erbarmende Liebe Gottes ihnen zu und sucht sie auch wider ihren Willen aufnahmefähig zu machen. Doch zur Aufnahmewilligkeit können sie nicht gezwungen werden; die göttliche Hilfe ist aber mitunter so klar ersichtlich, daß der Mensch sich davon berührt fühlt und keinen Widerstand leistet, und dann beginnt die Gnade zu wirken.... Der Mensch empfindet sie als Wohltat und begehrt sie nun. Göttliche Gnade ist Hilfe in jeder Form.... Es wird der Mensch erkennen können, so er willig ist; er wird den Zustrom der Kraft spüren, die sich in vermehrter Willensstärke äußert; er wird liebefähiger werden; er wird beachten, was ihm vorher unbedeutsam erschien; er wird in Verbindung treten mit Menschen, die ihn günstig beeinflussen können; er wird verlangen nach Licht, nach geistiger Speise, und diese wird ihm nahegebracht werden. Alles dies ist Gnade, Hilfsmittel zur Erlangung der Seelenreife.... Immer aber muß er sie wirksam an sich werden lassen. Daß Gott sie ihm vermittelt, bedingt noch nicht seine Willigkeit, sie in Empfang zu nehmen. Letzteres erst ist ausschlaggebend. Der Weg nach oben kann jedoch nie ohne die göttliche Gnade zurückgelegt werden, und daher ist es wohl richtig, daß der Mensch nichts vermag ohne die göttliche Gnade.... umgekehrt aber ist auch die göttliche Gnade wirkungslos ohne den Willen des Menschen. Und dieser Wille bleibt ihm frei. Die größte und offensichtlichste Gnadenzuwendung wird niemals bestimmend auf den Willen des Menschen einwirken, dieser muß sich selbst entscheiden und kann stets annehmen oder auch ablehnen. Und es kann dies auch nicht anders sein, soll nicht ein ewiges Gesetz umgestoßen werden. Gott liebt alle Seine Kinder, und Er wird ihnen auch alles zur Verfügung stellen, um sie wieder zu Sich zurückzuleiten. Doch wollte Er den Willen gleichfalls bestimmen, dann wäre es Ihm ein leichtes, alles, was ist, in den Reifezustand zu versetzen. Doch es wären dies dann gerichtete Wesen, die eine Gottähnlichkeit ausschließen, denn zur Vollkommenheit gehört der freie Wille. Und darum kann auch die Gnade Gottes, die Hilfsmittel bedeutet zum Erreichen der Vollkommenheit, den freien Willen nicht ausschalten. Der willige Mensch aber darf sich aller Hilfsmittel bedienen und wird dadurch auch leicht zur Höhe gelangen. Widerstand gegen die Gnade Gottes ist auch Widerstand gegen Gott Selbst und Bereitwilligkeit dem Gegner Gottes gegenüber. Und es kann dann unmöglich der Zustrom göttlicher Gnade ihn beeinflussen, wenn sein Wille noch jenem zugewendet ist. Wer von Gott empfangen will, muß auch geben können.... wer aber seinen Willen Gott hingibt, wird ungemessen empfangen und nun auch sich gestalten können nach Gottes Willen. Denn Gott liebt alle Seine Kinder und will ihnen zur Höhe verhelfen, Er will sie zurückgewinnen und sie befreien aus der gegnerischen Gewalt....
Amen
ÜbersetzerDe minste weerstand tegen de goddelijke genade heeft een afnemen hiervan tot gevolg, want de genade van God kan niet daar werkzaam zijn, waar deze afgewezen wordt. De mate van genade voor degene, die ernaar verlangt om in de goddelijke genade te staan, is onuitputtelijk. Daarom is het gebed om de genade van God buitengewoon succesvol. Dit getuigt toch van de wil om de goddelijke genade in ontvangst te nemen en dit betekent ook een doen toekomen hiervan.
In gevallen van de diepste geestelijke nood wordt de genade van God dichter bij die mensen gebracht, die hier niet om gevraagd hebben, want de erbarmende liefde van God buigt zich tot hen over en probeert ook tegen hun wil hun wil in staat te stellen om op te kunnen nemen. Maar ze kunnen niet gedwongen worden om bereidwillig te zijn om op te nemen. De goddelijke hulp is echter zo duidelijk zichtbaar, dat de mens zich daardoor getroffen voelt en geen tegenstand biedt en dan begint de genade van God te werken. De mens ervaart deze genade als een weldaad en verlangt er nu naar.
Goddelijke genade is hulp in elke vorm. De mens zal het kunnen herkennen, als hij bereidwillig is. Hij zal de toestroom van kracht voelen, die in toegenomen wilssterkte tot uiting komt. Hij zal beter in staat zijn om lief te hebben. Hij zal aandacht schenken aan wat hem voorheen onbelangrijk leek. Hij zal in verbinding treden met mensen, die hem gunstig kunnen beïnvloeden. Hij zal verlangen naar licht, naar geestelijk voedsel en hij zal hier vertrouwd mee gemaakt worden. Dit alles is genade. Een hulpmiddel om tot rijpheid van de ziel te komen. Maar steeds moet hij dit hulpmiddel voor zich laten werken. Dat God deze hem geeft, vereist nog niet zijn bereidwilligheid om deze in ontvangst te nemen. Pas dat laatste is doorslaggevend.
De weg naar boven kan echter niet zonder de goddelijke genade afgelegd worden en daarom is het goed, dat de mens tot niets in staat is zonder deze goddelijke genade. Maar omgekeerd is ook de goddelijke genade ineffectief zonder de wil van de mens. En zijn wil blijft vrij. Het grootste en duidelijkste genadegeschenk zal nooit bepalend op de wil van de mens inwerken. Deze moet zelf kiezen en deze kan steeds accepteren of afwijzen. En dit kan ook niet anders zijn, als niet een eeuwige wet omvergeworpen mag worden.
God heeft al Zijn kinderen lief en Hij zal hun ook alles ter beschikking stellen om hen weer naar Zich terug te leiden. Maar als Hij de wil eveneens zou willen bepalen, dan zou het gemakkelijk voor Hem zijn om alles wat er is, in een staat van rijpheid te brengen. Maar dit zouden dan gerichte wezens zijn, hetgeen een gelijkheid aan God uit zou sluiten, want bij volmaaktheid hoort ook de vrije wil. En daarom kan ook de genade van God, die een hulpmiddel is voor het bereiken van de volmaaktheid, de vrije wil niet uitschakelen. Maar de bereidwillige mens mag zich van alle hulpmiddelen bedienen en zal daardoor ook gemakkelijk de hoogte bereiken.
Verzet tegen de genade van God is ook verzet tegen God Zelf en bereidwilligheid naar de tegenstander van God. En dan kan de toestroom van goddelijke genade hem onmogelijk beïnvloeden, wanneer zijn wil op deze gericht is.
Wie van God ontvangen wil, moet ook kunnen geven. Maar wie zijn wil aan God overgeeft, zal onbeperkt ontvangen en zich nu ook naar Gods wil kunnen vormen. Want God heeft al Zijn kinderen lief en wil hen helpen om opwaarts te gaan. Hij wil hen terugwinnen en hen bevrijden uit de macht van de tegenstander.
Amen
Übersetzer