• Zurück

Aufgezwungene Gedankenrichtung....

In Unfreiheit des Denkens befindet sich der Mensch, so Weisheiten auf ihn übertragen werden, die menschliche Ergebnisse sind, d.h., wenn verstandesmäßig erworbenes Wissen wieder dem Mitmenschen vermittelt und diesem gleichsam als unwiderlegbar hingestellt wird, so daß der Gedankengang dessen in eine Richtung geleitet wird, die von der Wahrheit abweicht, er selbst aber gar nicht in Betracht zieht, daß er im falschen Denken stehen könnte. Es ist ihm gewissermaßen diese Gedankenrichtung nun aufgezwungen worden, und es ist nun schwer für die jenseitigen Wesen, ihm solche Gedanken zu vermitteln, die ihn zweifeln lassen an der Richtigkeit jener schulmäßig übermittelten Weisheiten. Dort sollen nun die im rechten Wissen stehenden Erdenkinder helfend eingreifen, indem sie unverdrossen den Irrtum jener Lehren klarzumachen versuchen. Sie müssen solche Irrenden zu eigenem Nachdenken anregen, sie müssen ihnen zu beweisen suchen, daß eine Weisheit, die vom Himmel kommt.... die ohne jegliches Vorwissen gewonnen wurde.... unstreitbar glaubwürdiger ist als solche, die Menschenverstand ersann und Menschenwille weiterleitete. Und es muß unverdrossen des göttlichen Wirkens Erwähnung getan werden, denn nur das auf so außerordentliche Weise erworbene Wissen findet Anklang, sofern der Mensch erkennt, daß das eigene Wissen mangelhaft ist. Doch zumeist wird sich sein Widerstand vergrößern, da er sein bisheriges Wissen nicht aufgeben will. Doch jene dann darauf hinweisen, daß sie die Pflicht haben, nachzudenken über das ihnen vermittelte Wissen, kann mitunter zum Erfolg führen, denn dann können die geistigen Freunde ihnen so manchen Gedanken vermitteln. Ohne geistige Hilfe aber werden sie schwerlich den Weg zur Wahrheit finden, denn um diese zu erwerben, muß der Mensch selbst gedanklich tätig sein; er darf sich aber nicht in ein Denken hineindrängen lassen oder etwas als Wahrheit annehmen, ohne es sich selbst durch eigene Gedankenarbeit als geistiges Gut angeeignet zu haben....

Amen

Opgedrongen gedachtenrichting

De mens is niet vrij in zijn denken, als er wijsheden op hem over worden gedragen, die menselijke resultaten zijn. Dat wil zeggen dat wanneer verstandsmatig verworden kennis weer aan de medemensen gegeven wordt en deze als het ware als onweerlegbaar voorgesteld wordt, zodat diens gedachtegang in een richting gestuurd wordt, die van de waarheid afwijkt, maar hij zelf in het geheel niet in aanmerking neemt, dat hij verkeerd zou kunnen denken. Deze gedachtenrichting werd hem nu in zekere zin opgedrongen en nu is het moeilijk voor de wezens in het hiernamaals om hem zulke gedachten over te dragen, die hem laten twijfelen aan de juistheid van deze schools overgedragen wijsheden.

Daar moeten de mensenkinderen, die de juiste kennis hebben, nu helpend ingrijpen, doordat ze onverdroten proberen het verkeerde van deze leer duidelijk te maken. Ze moeten zulke dwalende mensen aansporen om zelf na te denken. Ze moeten hun proberen te bewijzen dat een wijsheid, die uit de hemel komt, die zonder enige voorkennis verworven werd, onmiskenbaar geloofwaardiger is dan zo één, die het menselijke verstand verzon en door menselijke wil doorgegeven werd. En er moet onverdroten gewag worden gemaakt van het goddelijke werkzaam zijn, want enkel de op zo buitengewone manier verworven kennis vindt instemming, voor zover de mens beseft, dat de eigen kennis gebrekkig is. Meestal zal zijn weerstand echter groter worden, omdat hij zijn huidige kennis niet op wil geven.

Maar zonder geestelijke hulp zullen ze moeilijk de weg naar de waarheid vinden, want om deze te verwerven, moet de mens zelf geestelijk actief zijn. Maar hij mag niets in zijn denken binnen laten dringen of iets als waarheid aannemen, zonder het zelf door eigen denkwerk als geestelijk goed toegeëigend te hebben.

Amen