• Zurück

Eingehen in den Willen Gottes.... (Nach Lesen des kath. Buches über Willen)

Siehe, Mein Kind, in Meiner Schöpfung sind unzählige Gott-verbundene Seelen, teils vollkommen, teils nach Vollkommenheit ringend, und es ist dies nicht allein das Verdienst des einzelnen, sondern Meine übergroße Liebe zog diese Geschöpfe zu Mir und suchte ihnen zu Hilfe zu kommen in dem Ringen um Vollkommenheit. So nur eines Meiner Wesen das Verlangen nach Mir im Herzen trägt und ihm entspricht, also das tut, was ihm recht erscheint, um mit Mir in Fühlung zu treten, so unterstellt es sich also schon Meinem Willen, und Ich kann es dann leicht lenken und Mich einem solchen Wesen gewissermaßen auch offenbaren. Die leiseste Neigung zu Mir bewirket, daß Ich Mein von Mir geschaffenes Wesen erfasse und es nicht mehr fallenlasse. Je inniger nun sich dieses Geschöpf Mir anschließt, desto wirksamer kann auch Meine Liebe sich äußern, und es wird sonach der Veredlungsprozeß einsetzen und in kürzester Zeit der Erfolg dessen zu erkennen sein. Ich allein spüre die Innigkeit der Bitten, Ich allein erkenne den Grad der Liebe, die Mir gilt, Ich sehe auch das Ringen der Seele um Vollkommenheit, und Ich weiß sonach auch das Rechte dem Erdenkind zu bieten, denn Mir ist nichts geheim in seinem Innenleben. Ich belebe sonach den Geist im gleichen Grade, wie Mir die Liebe zugewandt ist, und dieser führt das Erdenkind zum rechten Wissen, er führt es ein in die rechte Wahrheit. Wer Mir dienet mit der Tat, der unterstellet sich Meinem Willen, denn Ich habe euch die Tätigkeit zum Gesetz gemacht, und so ihr emsig tätig bleibt und euch einfüget in die Gesetze göttlicher Ordnung, betreuet euch Mein Liebegeist und er gibt sich euch kund. Und das tätige Liebeswirken allein macht euch zu Meinen rechten Kindern und befähigt euch auch zum Aufnehmen Meines Wortes.... Ich verlange von euch Erdenkindern nicht ein Schauspiel vor aller Welt, Ich begnüge Mich allzeit mit eurem ernstgemeinten Willen, nach Meinem Willen zu handeln, dann führe Ich auch das Erdenkind so, daß es immer näher zu Mir findet, und es wird keinen Gang auf Erden mehr allein zu gehen brauchen. Und so es Mein Wort vernimmt, muß es seinen Willen schon dem Meinen unterstellt haben und also in Meinen Willen eingegangen sein.... Es darf jedoch auch nicht nachlassen im Ringen um Vollkommenheit und daher immer und immer wieder von tiefstem Herzen nach Mir verlangen, dann wird es auch ununterbrochen seinen eigenen Willen dahingeben, und es bedarf keiner Formalität, die nach außen hin den Beweis dessen erbringt. Was ihr im tiefsten Innern denkt und anstrebt, ist allein gültig vor Mir, denn Ich brauche keine Bestätigung dessen, da euer Denken Mir hinreichend bekannt ist. Und Ich segne den, dessen Geist sich zu Mir aufschwingt aus eigenem Antrieb, und er wird wahrlich Meinen Segen spüren. Es ist der Mensch so unglaublich kurzsichtig, der sich ein Beispiel nimmt an denen, die vor aller Welt ihre Frömmigkeit zur Schau stellen, denn es verbirgt sich der wahrhaft Fromme und hält im stillen Kämmerlein Zwiesprache mit seinem Schöpfer. Und so ihr irgend etwas öffentlich tut.... so es euch nur darum zu tun ist, ein vollendetes Wesen zur Schau zu tragen, habet ihr euren Lohn schon auf Erden, denn es zollet euch die Menschheit Verehrung und Bewunderung. Doch Meine wahren Kinder gehen unter im Weltgetriebe, sie kämpfen sich hindurch und bieten Widerstand der Welt und ihren Versuchungen, und es ist um vieles wertvoller, inmitten der Welt Fühlung zu nehmen mit ihrem Schöpfer und sich Ihm hinzugeben und Seinem Willen zu unterstellen. Und ihr werdet es erkennen, wo die Wahrheit geboten wird, denn es ist unvergänglich das Wort Gottes, das der Herr jenen mitteilt, die Seinen Willen wahrhaft erfüllen.... Und so ist es unzweideutig erwiesen, daß irdisch kirchliche Macht nur dort die Genehmigung gibt, wo gleichzeitig ihren Geboten entsprochen wurde, und also nicht von Wert sein kann, was unter solchen Voraussetzungen geprüft wurde, denn es fehlt den Prüfenden selbst jede höhere Erkenntnis. Doch der Seelen, die nach Mir verlangen, nehme Ich Mich in aller Liebe an und sichere ihren geistigen Fortschritt, denn Meine Liebe gilt allen Meinen Erdenkindern, die Mich im Herzen tragen....

Amen

Opgaan in de wil van God (na het lezen van het katholieke boek over willen)

Kijk, Mijn kind, in Mijn schepping bevinden zich talloze met God verbonden zielen, deels volmaakt, deels worstelend om volmaaktheid, en dit is niet alleen de verdienste van het individu, maar Mijn enorme liefde trok deze schepselen tot Mij en probeerde hen te hulp te komen in de strijd om volmaaktheid. Als slechts één van Mijn wezens het verlangen naar Mij in het hart draagt en hiermee overeenstemt, dus dat doet, wat hem goed lijkt om met Mij in contact te komen, dan onderwerpt het zich dus al aan Mijn wil. En Ik kan het dan gemakkelijk leiden en Mij in zekere zin aan zo’n wezen openbaren.

De geringste genegenheid voor Mij brengt teweeg, dat Ik het door Mij geschapen wezen grijp en het niet meer laat vallen. Hoe inniger dit schepsel zich nu bij Mij aansluit, des te werkzamer kan Mijn liefde zich dan ook uiten. En zo zal het veredelingsproces beginnen en in de kortst mogelijke tijd zal het succes hiervan te herkennen zijn. Alleen Ik bespeur de vurigheid van het verzoek. Alleen Ik herken de graad van liefde, die Mij betreft. Ik zie ook het strijden van de ziel om volmaaktheid, en Ik weet dus ook het mensenkind het juiste te bieden, omdat er voor Mij geen geheimen in zijn innerlijke leven zijn. Ik wek dus de geest in dezelfde mate op, zoals de liefde naar Mij toegekeerd is. En deze geest leidt het mensenkind naar de juiste kennis. Het leidt het de waarheid binnen.

Wie Mij met daden dient, onderwerpt zich aan Mijn wil, want Ik heb de werkzaamheid voor u tot wet gemaakt. En als u ijverig werkzaam blijft en u aanpast aan de wet van de goddelijke ordening, begeleidt Mijn liefdesgeest u en maakt hij zich aan u bekend. En alleen het actieve werkzaam zijn in liefde maakt u tot Mijn ware kind en maakt u ook bekwaam voor het opnemen van Mijn woord. Ik verlang van jullie mensenkinderen geen schouwspel voor de hele wereld. Ik neem altijd genoegen met uw ernstig gemeende wil om volgens Mijn wil te handelen, dan leid Ik het mensenkind zo, dat het altijd dichter bij Mij komt en het zal niet meer alleen over de aarde hoeven te gaan.

En als het Mijn woord hoort, moet het zijn wil reeds aan het Mijne onderworpen hebben en dus in Mijn wil binnengegaan zijn. Het mag echter ook niet nalaten te strijden voor volmaaktheid en daarom steeds weer uit het diepste van het hart naar Mij te verlangen. Dan zal het ook ononderbroken zijn eigen wil opgeven en er is geen formaliteit nodig, die naar buiten toe het bewijs hiervan levert. Alleen wat u in het diepste innerlijk denkt en nastreeft, is geldig voor Mij, want Ik heb geen bevestiging nodig, omdat uw denken Mij voldoende bekend is. En Ik zegen degene, wiens geest uit eigen beweging tot Mij opstijgt. En hij zal waarlijk Mijn zegen gewaarworden.

De mens, die degenen, die voor de hele wereld hun vroomheid tentoonstellen, als voorbeeld neemt, is zo ongelofelijk kortzichtig. Want de waarachtig vrome verbergt zich en houdt in een stil kamertje een tweegesprek met zijn Schepper. En als u maar iets openlijks doet, als u het er enkel om te doen is een volmaakt wezen ten toon te spreiden, krijgt u uw loon al op aarde, want de mensheid schenkt u al verering en bewondering. Maar Mijn ware kinderen ondergaan de wereldse bedrijvigheid, ze vechten zich er doorheen en bieden weerstand aan de wereld en haar verleidingen. En het is veel waardevoller om te midden van de wereld in contact te treden met hun Schepper en zich aan Hem over te geven en zich aan Zijn wil te onderwerpen.

En u zult herkennen, waar de waarheid geboden wordt, want het woord van God, dat de Heer geeft aan degenen, die Zijn woord waarachtig vervullen, is onvergankelijk. En zo is het ondubbelzinnig bewezen, dat een aards kerkelijke macht enkel daar goedkeuring geeft, waar tegelijkertijd in overeenstemming gehandeld wordt met haar geboden en wat dus onder zulke voorwaarden onderzocht werd, kon niet van waarde zijn, omdat het de onderzoekers zelf aan elk hoger besef ontbreekt. Maar de zielen, die naar Mij verlangen, neem Ik in alle liefde aan en Ik garandeer hun geestelijke vooruitgang, want Mijn liefde betreft al Mijn mensenkinderen, die Mij in het hart dragen.

Amen