Es tritt der Mensch zwar in ein Abhängigkeitsverhältnis zu Gott ein, solange er auf Erden wandelt, indem sein Lebenslauf durch Ereignisse aller Art bestimmt ist, denen er sich nicht widersetzen kann. Es ist ihm aber dennoch der freie Wille des Handelns und Denkens gegeben. Er kann nun kraft seines freien Willens sich auch das Lebensschicksal gestalten insofern, daß ihm Prüfungen erspart bleiben können, wenn er aus eigenem Willen den vor Gott rechten Weg geht, der zu Ihm zurückführt, und es sind dann die Prüfungen nicht so vonnöten, und der Mensch ist dann selbst seines Lebens Meister und hat weniger Widerstände zu fürchten. Nun bleibt jedoch das eine zu bedenken, daß nur in den seltensten Fällen die Menschen getreu den göttlichen Geboten auf Erden wandeln.... Es hat ein jeder gegen Begierden irgendwelcher Art anzukämpfen, und es sind daher wenige, die sich des gerechten Lebenswandels befleißigen, weshalb auch die Erde und mit ihr der Mensch nicht ohne Prüfung belassen werden kann. Nur das bewußte Streben nach Gott, das Verlangen nach Vereinigung mit Ihm setzt jene geistige Reife voraus, die Schicksalsschläge schwerer Art nicht mehr benötigen. Und sind diese aus erzieherischen Gründen für (die = d. Hg.) übrige Menschheit zugelassen, so schützet der Vater im Himmel die Seinen vor arger Not und Bedrückung, und so kann auch mitten in den furchtbarsten Ereignissen ein Erdenkind unberührt davon bleiben, so es nur diesen geistigen Reifezustand erreicht hat und sich bewußt an der Erlösung der Menschheit durch Werke der Liebe beteiligt. Doch immer wieder benötigt der Mensch den stärksten Glauben.... wo er bangt und zweifelt und nicht im tiefsten Glauben steht, werden wiederum auch solche Ereignisse, die noch über die Menschheit kommen müssen, düstere Schatten werfen über das zweifelnde Menschenkind.... Denn der Glaube allein bewahrt es vor jeder Gefahr.... Und wenn die ganze Erde in Gefahr wäre, zu zerbersten und zu vergehen, der tiefe Glaube ist der Stützpunkt, der dem rechten Kind Gottes Halt gibt und es nicht in Not und Gefahr kommen läßt. Und in der Stunde der Not gedenket daher der Worte des Herrn: "Ich bin bei euch alle Tage...." Wenn der Herr Selbst euch Seinen Beistand zusichert, so sollt ihr nicht verzagen in Stunden der Not, sondern gläubig und voll vertrauend immer der Hilfe von oben gewärtig sein, und es wird dann jegliche Not an euch vorübergehen wie ein Schemen.... Und wisset, daß ihr noch um euerer Seele Reifezustand zu ringen habt, solange euch die Nöte und Sorgen fühlbar drücken.... Je inniger ihr euch dem Herrn und Heiland hingebt und die Vereinigung mit Ihm ersehnt, desto ferner wird irdisches Leid euch bleiben, denn es benötigt nun die Seele dessen nicht mehr zu ihrem Heil....
Amen
ÜbersetzerDe mens heeft weliswaar een afhankelijke relatie met God, zolang hij over de aarde gaat, doordat zijn levensloop door gebeurtenissen van allerlei aard, waartegen hij zich niet kan verzetten, bepaald wordt. Maar hem is evenwel de vrije wil van het handelen en denken gegeven. Hij kan nu op grond van zijn vrije wil ook het levenslot vormgeven, zodat hem beproevingen bespaard kunnen blijven, wanneer hij uit eigen wil de voor God juiste weg gaat, die naar Hem terugleidt. En dan zijn de beproevingen niet nodig, en de mens is dan zelf meester over zijn leven en heeft weinig tegenstand te vrezen.
Nu moet echter dit ene ding in gedachten worden gehouden, namelijk dat alleen in de zeldzaamste gevallen de mensen op aarde de goddelijke geboden getrouw uitvoeren. Eenieder moet tegen begeerten van één of andere aard strijden en daarom zijn er weinigen, die zich toeleggen op de juiste levenswandel om welke reden de aarde, en met haar de mens, ook niet zonder beproeving gelaten kan worden.
Alleen het bewuste streven naar God, het verlangen naar vereniging met Hem, veronderstelt die geestelijke rijpheid, die zware slagen van het noodlot niet meer nodig heeft. En zijn deze slagen van het noodlot op opvoedkundige gronden voor de overige mensheid toegelaten, dan beschermt de Vader in de hemel de Zijnen voor erge nood en verdrukking. En zo kan ook te midden van de verschrikkelijkste gebeurtenissen een mensenkind daar onaangedaan onder blijven, als het maar deze geestelijke graad van rijpheid bereikt heeft en bewust deelneemt aan de verlossing van de mensheid door werken van liefde.
Maar steeds weer heeft het mens het sterkste geloof nodig. Waar het bang is en twijfelt en niet in het diepste geloof staat, zullen zulke gebeurtenissen, die nog over de mensheid moeten komen, ook weer hun duistere schaduwen over het twijfelende mensenkind werpen. Want alleen het geloof behoedt het voor elk gevaar. En wanneer de gehele aarde in gevaar zou zijn te barsten en te vergaan, is het diepe geloof het steunpunt, dat het ware kind van God houvast biedt en het niet in gevaar en nood laat komen.
En denk daarom in het uur van de nood aan de woorden van de Heer: ‘Ik ben alle dagen bij u’. Wanneer de Heer Zelf u Zijn bijstand verzekert, dan moet u tijdens de uren van nood niet moedeloos worden, maar gelovig en in vol vertrouwen steeds de hulp van boven verwachten en elke nood zal dan als een schaduwbeeld aan u voorbijgaan. En weet dat u nog voor de rijpheidsgraad van uw ziel moet worstelen, zolang de nood en zorgen u voelbaar bedrukken. Hoe inniger u zich aan de Heer en Heiland overgeeft en heviger naar de vereniging met Hem verlangt, des te verder zal aards leed van u wegblijven, want de ziel heeft dit leed niet meer nodig voor haar heil.
Amen
Übersetzer