Die Lebensnotwendigkeit ist bedingt durch das immerwährende Ausgleichungsmaß. Jede Materie ist in sich Leben, nur sich verschieden äußernd; das, was die Form belebt, muß wiederum die Möglichkeit haben, in anderer Form seinen Fortgang zu nehmen. Es muß die folgende Form immer dem Wesen in sich das ersetzen oder geben können, was die vorige Form ihm versagt hat. Es wird sonach keine Außenform in ihrer Beschaffenheit der vorangegangenen gleichen, sondern immer ist eine merkbare Veränderung festzustellen; denn nur durch solche ist das Leben an sich, die geistige Substanz, fortentwicklungsfähig. Ohne die Außenform jedoch ist ihr Zustand gleichbleibend, während in der Form das Wesen erst zur Tätigkeit kommt, die den Endzweck in der Höherentwicklung hat. Und so ist zu erklären der immerwährende Wechsel der Außenform. Es muß ständig neues Leben erzeugt werden, auf daß ständig den Wesen eine immer andere Tätigkeit zugewiesen werden kann, denn ein Verharren in immer gleicher Form brächte nur eine Entwicklung in bestimmter Richtung zustande, nicht aber den Reifezustand, der zur Verkörperung als Mensch erforderlich wäre. So sind alle Schöpfungen im Weltall letzten Endes für die endliche Gestaltung des Menschen erstanden, auf daß der in ihm wohnenden Seele zuvor die möglichste Gelegenheit geboten wird, die Reife für die Verkörperung als Mensch zu erlangen. Wenn nun die Seele des Menschen zuvor einen bestimmten Weg gehen muß, um sich alle Fähigkeiten für das Erdendasein anzueignen, so geht daraus hervor, daß nicht willkürlich ein Geschöpf auf Gottes Erde besteht und daß selbst die kleinsten Kreaturen der geistigen Beschaffenheit des Menschen zuvor einen Dienst erwiesen haben, es geht daraus hervor, wie wichtig die unendlich kleinen Lebewesen sind und wie die weise Vorsehung Gottes sich in der kleinsten Kreatur äußert, daß sie nur immer darauf bedacht ist, alles Geistige Sich näherzugeleiten.... Sie nimmt sozusagen alles Geistige in ihre Obhut und bildet es so vor, daß es dann selbständig und selbstwillig den Weg auf Erden gehen kann und ihm die volle Zuwendung zum Vatergeist ermöglicht, wenn es in göttlicher Ordnung durch eigenen Willen tätig ist. Unglaublich viele Stationen macht der Mensch zuvor durch, und die göttliche Schöpfung bleibt gleichfort belebt durch unzählige Wesen in jeglicher Verkörperung, und nur der ständige Wechsel, das ständige Entstehen und Vergehen, Leben und Sterben in der Natur kann ein ständiges Höher-Entwickeln, ein Ausreifen der Seele gewährleisten, nimmer aber ein Verharren in immer gleicher Form. Was sich daher euren Augen bietet, das betrachtet immer als Vorstadium der Seelen, die sich noch gleich euch verkörpern müssen auf Erden, und erkennet daran, wie endlos lang schon euer Weg war, bevor ihr die letzte und größte Schöpfung Gottes.... den Menschen.... belebt. Bedenket, daß ihr nun allen euren Willen nur dazu brauchen sollt, die letzte Prüfungszeit auf Erden so auszunützen, daß der Werdegang zuvor, die endlos lange Zeit seit der Loslösung von Gott, vollauf gewürdigt und das letzte Ziel, die Annäherung zum himmlischen Vater, erreicht werde. Dann hat alle Schöpfungsweisheit des Vaters ihren Zweck erfüllt und den Geist aus Ihm zurückgeführt zum ewigen Licht....
Amen
ÜbersetzerDe noodzaak van het leven is veroorzaakt door de altijddurende mate van evenwicht. Elke materie is in zichzelf leven, zich alleen maar verschillend uitend; dat wat de vorm tot leven brengt, moet wederom de mogelijkheid hebben in een andere vorm verder te gaan. De volgende vorm moet voor het wezen in zich steeds dat kunnen vervangen of geven wat de vorige vorm hem onthouden heeft. Dus zal geen uiterlijke vorm in haar natuur op de voorafgaande lijken, maar steeds is een merkbare verandering vast te stellen, want alleen maar op deze manier is het leven op zich, de geestelijke substantie, in staat zich verder te ontwikkelen. Doch zonder de uiterlijke vorm is haar toestand gelijkblijvend. Het einddoel, de ontwikkeling naar de hoogte, begint echter pas wanneer het wezen in de vorm tot werkzaamheid komt. En zo is de eeuwigdurende verandering van de uiterlijke vorm te verklaren.
Er moet onophoudelijk nieuw leven voortgebracht worden opdat het wezen voortdurend een steeds andere werkzaamheid toegewezen kan worden, want steeds in dezelfde vorm blijven, zou alleen maar een ontwikkeling in een bepaalde richting tot stand brengen, maar niet de toestand van rijpheid die voor de belichaming als mens noodzakelijk is. Zo zijn alle scheppingen in het heelal tenslotte voor de uiteindelijke ontwikkeling van de mens ontstaan, opdat de in hem wonende ziel van tevoren zo alle mogelijkheid geboden wordt de rijpheid voor de belichaming als mens te verkrijgen.
Wanneer nu de ziel van de mens eerst een bepaalde weg moet gaan om zich alle vaardigheden voor het bestaan op aarde eigen te maken, dan blijkt daaruit dat een schepsel niet willekeurig op Gods aarde bestaat en dat zelfs de kleinste creaturen de geestelijke natuur van de mensen voorheen een dienst bewezen hebben. Daaruit blijkt hoe belangrijk die oneindig kleine levende wezens zijn en hoe de wijze voorzienigheid van God zich in het kleinste creatuur uit, dat ze steeds maar als doel heeft al het geestelijke dichter naar Zich toe te leiden. Ze neemt bij wijze van spreken al het geestelijke onder haar hoede en bereidt het zo voor dat het dan zelfstandig en gewillig de weg over de aarde kan gaan en het de volle toenadering tot de Vadergeest mogelijk maakt als het door eigen wil binnen de goddelijke orde werkzaam is. Eerst doorloopt de mens ongelofelijk veel fases en de goddelijke schepping blijft tegelijkertijd bewoond door ontelbare wezens in allerlei belichamingen en alleen maar de aanhoudende wisseling, het onophoudelijk ontstaan en vergaan, leven en sterven in de natuur, kan een voortdurende ontwikkeling omhoog, een rijper worden van de ziel, waarborgen, maar nooit een verblijf in steeds dezelfde vorm.
Wat jullie daarom voor ogen komt, beschouw dat steeds als voorstadium van de zielen die zich nog net als jullie op aarde moeten belichamen en herken daaraan hoe eindeloos lang reeds jullie weg was voordat jullie de laatste en grootste schepping van God, de mens, tot leven wekken. Bedenk dat jullie nu heel jullie wil alleen maar daarvoor moeten gebruiken om de laatste tijd van beproeving op aarde zo te benutten dat de ontwikkelingsgang van voorheen, de eindeloos lange tijd sinds het losmaken van God, volledig waardig gemaakt, en het laatste doel, de toenadering tot de hemelse Vader, bereikt zal worden. Dan heeft alle scheppingswijsheid van de Vader haar doel vervuld en de geest uit Hem teruggevoerd naar het eeuwige licht.
Amen
Übersetzer