Der Name des Herrn sei gepriesen bis in alle Ewigkeit.... So empfange heut eine Kundgabe, die der Herr wohlweislich in eine Form kleidet, daß sie dir wohlverständlich sei.... Eine besondere Aufgabe der Geistwesen ist das Zubereiten der Seelen für ihre geistige Tätigkeit, und unverdrossen wirken da jene Kräfte, die der Herr zur Lehrtätigkeit im Jenseits bestimmt hat. Was den Menschen übermittelt werden soll, wird gleichsam vom Herrn Selbst gegeben, denn die Geistwesen führen fortgesetzt nur den göttlichen Willen aus. Sie sind die verbindenden Kräfte vom Jenseits zum Diesseits, und ihre Tätigkeit besteht darin, ununterbrochen den Menschen auf Erden, die dafür besonders empfänglich sind, den Willen Gottes kundzutun. Und das in solcher Weise, daß sie die Gedanken der Menschen beeinflussen, ihnen Geistesgut gleichsam übertragen und ohne Unterlaß einen solchen willigen Menschen anregen, fort und fort zu empfangen.... Denn es sind unerschöpfliche Gebiete, die dem Erdenkind zu erschließen Aufgabe der jenseitigen Geistwesen ist, der sie aus Liebe zum göttlichen Heiland gern und eifrig nachkommen. In solcher Verbindung suchen sich wieder alle die bemerkbar zu machen, die ein ungestilltes Verlangen tragen, dem Herrn Seelen zuzuführen.... die auch mit den Erdenmenschen in gewisser Form verbunden sind und so eine Art von Verantwortung tragen für die Seelen dieser. Können sich nun solche Geistwesen mit den Menschen verständigen, so ist ein Weg beschritten, der unendlich erfolgreich für die Erdenkinder ist.... Nur berauben sich die Menschen oft selbst dieser außergewöhnlichen Vergünstigung.... Dort haben dann die Geistwesen einen schweren Stand. Sie möchten geben und finden selten ein Kind, das diese Gaben annimmt und sich auf die Art der Verständigung oder der Kundgaben einstellt.... Immer wird das nüchterne irdische Denken beginnende Werke zerstören, und das geistige Erleben steht den Menschen so fern, daß sie einfach nicht fähig sind, für dieses sich einzusetzen, weil sie es nicht verstehen oder auch nicht verstehen wollen. Gott ließ eine außergewöhnliche Kraft wirken zu jeder Zeit, und diese Kraft bewirkte, daß einerseits im Menschen ein Hunger fühlbar wurde nach geistiger Nahrung und daß diesem andererseits entsprochen werden konnte durch den Willen des Menschen.... und so war der Wille die Ursache, daß die Brücke geschlagen ward vom Jenseits zur Erde.... daß plötzlich der Mensch nicht nur irdisch zu denken vermochte, sondern ein völlig neues geistiges Erleben ihn auch für ein jenseitiges Wirken empfänglich machte.... Es wird nun zwar immer Aufgabe des einzelnen sein, die Brücke zum Jenseits sooft als möglich zu beschreiten, ist ihm doch dadurch ein Gebiet zugänglich gemacht worden, das außerhalb einer solchen geistigen Verbindung unergründlich ist. Es verlangt der Mensch zu wissen, und es steht ihm völlig frei, daß sein Verlangen erfüllt werde.... nur wird zuvor geprüft werden, wieweit der wirklich freie Wille bei den Menschen vorherrschend ist. Hat ein Geistwesen die Verbindung hergestellt, so muß es notgedrungen dann tätig sein, um das Verlangen in dem Menschen wachzuhalten.... um die Fragen in ihm aufkommen zu lassen, die zu lösen Aufgabe der Geistwesen ist und die als Belehrungen gelten sollen für alle die, denen geistiges Wissen erstrebenswerter erscheint als irdischer Reichtum und irdische Weisheit. Wo das Interesse an solchen Fragen wach geworden ist, dort wird auch der geistige Hunger nicht mehr nachlassen.... der Mensch wird versuchen, diesen zu stillen, und sich unsäglich wohl dabei fühlen, denn er empfängt doch schon die himmlische Nahrung, das Brot des Lebens, welches ist der Herr Selbst.... Er wird gesättigt mit einer Speise, von den Engeln Gottes selbst bereitet und zur Labsal gegeben, auf daß der Mensch nicht ermüde in der geistigen Arbeit, die doch das Wichtigste ist auf Erden. Diese Tätigkeit der Geistwesen ist von Gott Selbst angeordnet und wieder ein Liebeswerk an den Erdenkindern. Unverdrossen suchen die Wesen, einzuwirken auf die Menschen und sich so der Seelen zu bemächtigen, die sie nun bilden nach ihrer weisheitsvollen Erkenntnis.... Sie suchen diesen Seelen eine Aufgabe zu stellen und spornen sie an, diese zu erfüllen, und so tragen sie dazu bei, daß die Seele sich in geistige Regionen erhebt, so daß ihnen die Arbeit an solchen Seelen.... das Beeinflussen der Gedanken.... immer leichter fällt und sogar zuletzt der Zustand erreicht werden kann, daß der Mensch diese Verbindung mit geistigen Kräften als einzig wahren Lebenszweck erkennt und keine Gelegenheit vorübergehen läßt, solche zu pflegen, und so das Wirken dieser Geistwesen im Jenseits von Erfolg gekrönt ist und das Erdenkind völlig umgestaltet ist an Geist und Seele....
Amen
ÜbersetzerDe naam van de Heer zij geprezen tot in alle eeuwigheid. Ontvang vandaag een bericht dat de Heer wijselijk in deze vorm hult, zodat je het goed kunt begrijpen.
Een bijzondere taak van de geestelijke wezens is het voorbereiden van de zielen voor hun geestelijke werkzaamheid. En deze krachten die de Heer in het hiernamaals voor het geven van onderricht heeft bestemd, werken onophoudelijk. Wat aan de mensen overgedragen moet worden, wordt als het ware door de Heer Zelf gegeven, want de geestelijke wezens voeren steeds alleen de goddelijke wil uit. Ze zijn de verbindende krachten van gene zijde naar deze zijde en hun werkzaamheid bestaat erin ononderbroken de wil van God bekend te maken aan de mensen op aarde die daarvoor bijzonder ontvankelijk zijn. En ze doen dat op zo’n manier dat ze de gedachten van de mensen beïnvloeden, als het ware geestelijk goed aan hen overdragen en onophoudelijk zulke gewillige mensen aansporen steeds weer te ontvangen.
Want het is de opgave van de geestelijke wezens van gene zijde om onuitputtelijke gebieden voor het kind van de aarde toegankelijk te maken. En deze opdracht voeren ze uit liefde voor de goddelijke Heiland graag en ijverig uit. In zulk een verbinding proberen wederom al degenen zich kenbaar te maken, die een ongestild verlangen hebben om zielen naar de Heer te brengen en die ook met de mensen op aarde op een bepaalde manier verbonden zijn en zo een soort verantwoordelijkheid dragen voor deze zielen. Als deze geestelijke wezens zich nu aan de mensen verstaanbaar kunnen maken, dan is er een weg ingeslagen die voor de kinderen op aarde oneindig voorspoedig is.
Alleen beroven de mensen zich vaak zelf van deze buitengewone gunst. Dan bevinden de geestelijke wezens zich in een moeilijke positie. Ze zouden graag geven en vinden zelden een kind dat deze gaven aanneemt en zich instelt op de wijze van toenadering of berichtgeving. Steeds zal het nuchtere aardse denken beginnend werk verstoren. En de geestelijke beleving staat zo ver van de mensen af dat ze eenvoudigweg niet bekwaam zijn zich hiervoor in te zetten, omdat ze het niet begrijpen of ook niet willen begrijpen.
God liet op elk moment een buitengewone kracht werken. En deze kracht zorgde er voor dat er enerzijds in de mens een honger naar geestelijke voeding voelbaar werd en dat aan deze honger anderzijds beantwoord kon worden door de wil van de mens. En zo was de wil er de oorzaak van dat de brug werd geslagen van het hiernamaals naar de aarde en dat de mens plotseling niet alleen in staat was aards te denken, maar een volledig nieuwe geestelijke beleving hem ook ontvankelijk maakte voor een werking van gene zijde.
Nu zal het weliswaar steeds de taak van ieder afzonderlijk zijn de brug naar het hiernamaals zo vaak als mogelijk is te betreden. Daardoor is hem immers een gebied toegankelijk gemaakt dat zonder deze geestelijke verbinding ondoorgrondelijk is. De mens verlangt ernaar te weten en het staat hem volledig vrij dat zijn verlangen vervuld wordt. Alleen zal eerst onderzocht worden in hoeverre de werkelijk vrije wil bij de mensen overheerst. Als een geestelijk wezen de verbinding tot stand heeft gebracht, dan moet het noodgedwongen werkzaam zijn om het verlangen in de mens wakker te houden, om de vragen in hem te laten opkomen en het is de taak van de geestelijke wezens deze vragen op te lossen. En dit moet als onderricht dienen voor al degenen voor wie het geestelijke weten meer nastrevenswaard toeschijnt dan aardse rijkdom en aardse wijsheid.
Waar de interesse in zulke vragen wakker is geworden, daar zal ook de geestelijke honger niet meer afnemen. De mens zal proberen deze honger te stillen en hij zal zich daar onuitsprekelijk goed bij voelen. Want hij ontvangt immers al het hemelse voedsel, het brood des levens, dat de Heer Zelf is. Hij wordt verzadigd met een spijs die door de engelen van God zelf bereid is en ter verkwikking is gegeven, opdat de mens niet moe wordt van de geestelijke arbeid, die toch het belangrijkste is op aarde. Deze werkzaamheid van de geestelijke wezens is door God zelf bevolen en het is wederom een werk van liefde voor de kinderen op aarde.
De wezens proberen onverstoord in te werken op de mensen en zo proberen ze zielen te bemachtigen die ze nu ontwikkelen met hun kennis vol wijsheid. Ze proberen deze zielen een taak te geven en sporen hen aan deze taak te vervullen. En zo dragen ze eraan bij dat de ziel zich in geestelijke regionen verheft, zodat de arbeid aan deze ziel, het beïnvloeden van de gedachten, hen steeds lichter valt. En tenslotte kan zelfs de toestand worden bereikt waarin de mens deze verbinding met de geestelijke krachten als enig waar levensdoel beschouwt en hij geen gelegenheid voorbij laat gaan deze verbinding aan te gaan en zo het werk van deze geestelijke wezens in het hiernamaals met succes wordt bekroond en de geest en de ziel van het mensenkind helemaal worden omgevormd.
Amen
Übersetzer